logo jongleren
Artikel

Voor-koor-door een toverspreuk?

Geplaatst op: 4 oktober 2021

Regelmatig horen wij in het werkveld de uitspraak:  wij doen aan voor-koor-door-lezen”, waarmee men pretendeert dat dit een toverspreuk is, waarmee alle kinderen tot lezen worden gebracht. Het gros van de leerlingen profiteert van een voor-koor-door methodiek. Echter, er zijn lezertjes die hier absoluut geen baat bij hebben en alleen maar aan het mee dreunen zijn, waarbij het lijkt alsof ze lezen, maar ze daardoor hun radende strategie meer en meer ontwikkelen.

De methodiek begeleid hardop lezen blijkt een effectieve aanpak voor leerlingen die met technisch lezen achterop zijn geraakt. Analyses laten zien dat de methodiek wél effectief is met het oog op de leessnelheid, maar niet met het oog op de leesnauwkeurigheid(Blok, Boendermaker &  Oostdam 2013)

Door: Sandra van Leeuwen, SLB bij Primo en eigenaar van Het Leeshuis


Het verschil tussen spellers en raders

Bij ons in de behandeling passen we onze instructie volledig aan op de leerling. Waarbij we onderzoekend te werken gaan om erachter te komen welke instructie specifiek werkt bij de desbetreffende leerling. Dit specialistische werk is haast niet haalbaar op school, maar we kunnen in ieder geval onderscheid maken tussen twee soorten lezers: de spellers en de raders!

Spellend lezen lezer blijft de elementaire leeshandeling toepassen en automatiseert deze niet. Hij leest dus spellend: /b/ /oo/ /m/ /boom/. Bij het hardop lezen is dit hoorbaar. De lezer moet aan tempo werken en aan de andere leesstrategieën, waaronder directe woordherkenning.

Radend lezen

De lezer leest niet nauwkeurig en gokt wat er staat. Meestal is dit een gevolg van het niet beheersen van de elementaire leeshandeling. De radende lezer is meestal een spellende lezer geweest en maakt nu te veel gebruik van de context. De radende lezer heeft vaak een vlot tempo en maakt veel fouten.

Beheersing van letters als gedegen start

Ga eerst na of de leerling alle letters beheerst. Dit doet u met het onderdeel ‘letters benoemen’ uit de DTLAS (Struiksma, Van der Leij en Vieijra, 2018)Hiermee beoordeelt u of de leerling de letters beheerst op nauwkeurigheid en op snelheid, waarbij u halverwege groep 3 mag verwachten dat de aangeleerde letters geautomatiseerd zijn en de leerling niet langer dan een seconde per letter nodig heeft.

Om een M4 niveau op goed tempo te kunnen lezen, is het nodig dat de leerling de letters in 20 seconden kan benoemen.  Dat betekent: 90 letters in 1 minuut. Er zijn leuke speelse manieren waarop u dit kunt trainen.  Na de letteranalyse gaat u na of u te maken hebt met een radende of spellende lezer. Bijvoorbeeld met een Visusynt afname:

Een speller noemen we een leerling die tenminste 9 van de 36 woorden spellend gelezen heeft. Een leerling die tenminste 9 van de 36 woorden direct fout gelezen heeft (df> 9) en bij wie het aantal woorden dat direct fout gelezen werd tenminste tweemaal zo groot is als het aantal spellend gelezen woorden. (Struiksma, Van der Leij en Vieijra, 2018).

Het onderscheid tussen spellen en raden loopt niet parallel aan het onderscheid tussen accuratesse en vlotheid, maar heeft er wel mee te maken. Als een leerling spelt, dan leidt dat tot een laag leestempo, maar ook zonder spellend lezen is een laag leestempo mogelijk. Aan de andere kant leidt raden tot een geringe nauwkeurigheid. Raden komt vaak door een te snel leestempo, maar raden is ook mogelijk bij een laag leestempo. (Struiksma, Van der Leij en Vieijra, 2018). Leerlingen met bepaalde kenmerken kunnen een voorkeur ontwikkelen. Zo is er een verband tussen impulsiviteit en de neiging tot raden. (Van der Schoot, Horsley en Sergeant, 2000). Zowel bij overmatig spellen als bij teveel raden kunnen oefeningen in de vorm van structuur- of wisselrijen helpen.

De juiste hulp voor een radende lezer

Hebt u te maken met een radende lezer, dan is bewustwording van ‘de gebruikmaking van de radende strategie’ van belang. Als u opmerkt dat de leerling raadt, ga dan een gesprekje aan. Probeer erachter te komen waarom de leerling raadt. Het mooist is als u kunt proberen hier een vergadering van te maken waarbij u beiden op zoek gaat naar de reden van het raden. Vaak zijn dit de mooiste gesprekjes.  De antwoorden hierop kunnen divers zijn:

  • Ik moet snel lezen, want dat is goed
  • Ik moet van de leraar of van mijn ouders snel lezen,
  • Ik wil snel lezen, want ik doe graag alles snel.

Mocht de leerling zelf niet met een antwoord komen, dan kunt u door middel van een meerkeuzevraag waarbij u alle redenen plus een paar lachwekkende redenen (ik heb gekleurde hagelslag gegeten) op papier schrijven en doorstrepen wat absoluut niet waar is. Hierdoor krijgt u een beeld waarom de leerling raadt.

Als de reden bekend is, dan kunt u als professional uitleggen dat raden geen leesstrategie is. U kunt een raadspelletje doen om te laten zien wat er gebeurt, namelijk…. dat je er vaak naast zit bij raden en dus fouten gaat lezen. Voorbeeldspelletje: hoeveel potloden houd ik achter mijn rug vast? Vervolgens vertelt u wat wel een juiste strategie is en dat is de spellende strategie. Leg dit uit in de bewoording die u op school gebruikt: spellen, hakken/plakken, zoemen. U kunt zelfs een testje met de leerling doen waarbij u 10 zinnen laat zien. Dit kan gewoon in een leesboek, waarbij u met twee geeltjes tien zinnen afplakt. (10 zinnen is een indicatie, maar op een lager niveau zoals M3 zouden wij eerder kiezen voor 10 woorden of 3 tot 5 zinnen. Kies het niveau wat veilig en behapbaar is voor de leerling. Het instructieniveau. U laat de leerling eerst zo snel mogelijk de 10 zinnen lezen, waarbij de leerling waarschijnlijk zal gaan raden. Daarna legt u 10 nieuwe zinnen voor en dan is uw instructie:

  • Lees rustig en goed,
  • Je mag hakken en plakken (of zoemen, spellen, …).

Daarna bekijkt u samen of er verschil is in het aantal fouten bij de radende aanpak en bij de spellende aanpak. Hoogstwaarschijnlijk is het tweede stukje beter gegaan en dat is dan ook aanleiding om door te gaan met de instructie: rustig lezen en je mag hakken en plakken. Soms is het zo’n eye-opener voor de leerling, dat het daardoor opeens met enorme sprongen vooruit kan gaan!

Er wordt géén herhalende techniek gehanteerd bij radende lezers. U geeft bekrachtigende feedback als de juiste strategie wordt ingezet, spellend dus! Variatie in instructie is:

  • Stoppen bij de punt,
  • Ik luister goed naar mezelf,
  • Ik verbeter mezelf.

Twee tot drie instructies is voldoende, afhankelijk van wat de leerling aan kan. Wisselen van instructie doet u pas als u merkt dat de leerling er aan toe is. Het is belangrijk dat u inzichtelijk maakt hoeveel zinnen er goed gelezen worden met deze spellende strategie. Is het aantal goede zinnen steeds meer dan 80%, dan slaat de instructie aan. Na dit een tijdje geoefend te hebben, kunt u met de leerling overgaan naar een instructie voor spellende lezers. Vaak duurt dit een aantal weken en kinderen die raden kunnen weer terugvallen in het gebruik van deze strategie. Wees dus alert bij de overgang naar de herhalende aanpak die volgt op de aanpak die gericht is op nauwkeurigheid.

Bewustwording voor de spellende lezer

Bij spellende lezers is bewustwording van deze strategie ook belangrijk. Vertel dat dit een hele goede strategie is. ‘Je kunt al heel goed spellen! Wil je nu leren de woorden in 1 keer te lezen?’. Er is een aantal manieren om dit te oefenen:

  • De begeleider leest voor, we lezen samen en daarna lees jij de zinnen in één keer goed,
  • De begeleider leest voor en jij leest daarna in één keer goed, 
  • We lezen samen en jij leest daarna de zinnen in één keer goed, 
  • Jij oefent en daarna lees je de zinnen in één keer goed.

De voorkeur gaat uit naar de laatste, maar kijk waar de leerling de meeste steun aan heeft. Bij een kind met faalangst is het voorlezen en samen lezen prettig om mee te starten, maar uiteindelijk zal de leerling zelf moeten oefenen.

A A N B E V E L I N G E N

Gerichte feedback in het algemeen

Het is altijd belangrijk dat feedback positief en specifiek is (Klaassen & Stientra-Sondij, 1999).Tijdens de leertijd is het geven van gerichte feedback van grote waarde. Goede feedback moet specifiek en doelgericht zijn (Pameijer, Beukering & De Lange, 2009). Wanneer het doel uiteindelijk behaald wordt is het allerbelangrijkste en uitermate motiverend voor de leerlingen: Vier het succes!!!  Extra leestijd moet in het teken staan van ‘plezier in lezen’. De leesactiviteiten in deze extra leestijd moeten dan ook aangenaam, motiverend, en niet te moeilijk zijn. Het is namelijk belangrijk dat de risicolezers in deze extra leestijd succeservaringen opdoen (Lucas & Zuurwelle, 2009).

Wacht Hint Prijs methode

Onze voorkeur bij het geven van Feedback gaat uit naar de wacht-hint-prijs-methode. Deze methode is een prettige en stimulerende manier om leerlingen bij het hardop lezen te helpen. Het is een manier van werken die bijdraagt aan een vriendelijke sfeer en die leerlingen helpt om zelfvertrouwen te ontwikkelen. De methode is gebaseerd op belangrijke gedragstherapeutische en pedagogische principes: het foute zo min mogelijk aandacht geven en het goede benadrukken (Blok, H.; Boendermaker, C.; Oostdam, R., 2011).

Gerichte feedback bij spellers

Het doel bij spellende lezers is: “ik lees meer woorden in één keer goed”.

Geef bekrachtigende feedback als de leerling na het oefenen van een stuk tekst, de zinnen in één keer goed leest. Bijvoorbeeld: Mooi in één keer gelezen. Zeg niks als de leerling toch spelt. De bedoeling is dat de leerling uiteindelijk meer dan 80% in één keer goed leest. Als de leerling minder dan de helft van het aantal zinnen in één keer goed haalt, dan kunt u de leerling nog een keer laten oefenen.

Bijvoorbeeld: je oefent (zelf of samen met de begeleider), daarna oefen je nog een keer en daarna lees je de zinnen in 1 keer goed.

U kunt er ook voor kiezen om een lager niveau uit te proberen als het moeizaam gaat. Uiteindelijk gaat het over succeservaring en dat krijgen de kinderen door goed af te stemmen qua instructieniveau, de juiste instructie en de juiste feedback.

Visualiseren en motivatie

Na het oefenen kunt u ook met de leerling afspreken: hoeveel van de 10 zinnen denk je in 1 keer goed te halen, waarbij u als begeleider ook een reële inschatting maakt. Ook dit heeft weer met bewustwording te maken. De leerling leert zichzelf goed in te schatten en zal merken dat als u dit vaak oefent, u steeds beter kan inschatten hoeveel zinnen er goed gaan . Het is een gerichte training, waarbij u het aantal goed gelezen zinnen inzichtelijk maakt. De leerling krijgt dan na iedere zin mondelinge en visuele bekrachtiging bij de in één keer goed gelezen zinnen. Na de 10 zinnen bekijkt u samen het ingevulde overzicht, zodat de leerling kan zien hoeveel zinnen hij/zij in één keer goed heeft gelezen. Vier het succes. Mocht de leerling het een keertje niet halen, dan is dat natuurlijk niet erg. Dat hoort er ook bij.

Motivatie komt voort uit het behaalde succes (Lucas & Zuurwelle, 2009). Vaak zien we kinderen die alles goed willen halen, maar dat is niet reëel. Het streven naar 7 of 8 van de 10 zinnen goed lezen is reëel (mits het instructieniveau goed afgestemd is op de leerling) en geeft meestal de juiste motivatie boost die u wilt behalen.

Soms hebben we ook leerlingen die zichzelf steeds te laag inschatten. Deze leerlingen kunt u helpen om een reële inschatting te leren maken. Het is belangrijk voor hen om te weten dat het niet erg is als je een keer niet haalt wat je dacht te gaan halen. Ook dat hoort bij oefenen en dan is het de kunst om tóch te blijven volhouden, dat verdient dan weer een pluim!

 feedback bij radende lezers

Het doel bij radende lezers is: “ik lees de zinnen goed”.

Bij een radende lezer kunt u het bovenstaande (visualiseren en motiveren) ook toepassen, maar dan oefent u de zinnen dus niet. U spreekt af: Als je rustig leest en je mag hakken, plakken, hoeveel zinnen denk je dan goed te kunnen lezen? Hierop geef je dan gerichte feedback na iedere zin. Bijvoorbeeld: Mooi gehakt.

Of u gebruikt één van de andere instructies die bij het stukje radende lezers staan omschreven, waarbij u gerichte feedback geeft op de gegeven instructie.

L I T E R A T U U R

(1) Struiksma, A.J.C., Leij, A. van der & Vieijra, J.P.M. (2018). Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen. Amsterdam: VU Uitgeverij.

(2) Van der Schoot, M., Licht, R., Horsley, T. M., & Sergeant, J. A. (2000). Inhibitory Deficits in reading disability depend on subtype: guessers but not spellers. Child Neuropsychology, 6(4), 297

(3) Blok, H., R. Oostdam, & Boendermaker, C. (2011). Effectieve leeshulp aan raders en spellers. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 52 (1), 10-17.

(4) Klaassen, H. & Stienstra-Sondij, A. (1999). Samen beter lezen. Een oefenmethode voor op school en thuis. Amersfoort: CPS Onderwijsontwikkeling en advies.

(5) Lucas, H. en Zuurwelle, B. (2009). Meer leestijd voor leeszwakke leerlingen.

(6) Pameijer, N.K., Beukering, J.T.E. van & Lange, S. de (2009). Handelingsgericht werken: een handreiking voor het schoolteam. Samen met collega’s, leerlingen en ouders aan de slag. Leuven: Acco.

Artikel Methodiek Tips
20