logo jongleren
Artikel

40 jaar in het onderwijs

Geplaatst op: 7 maart 2022

“Trek jij eerst maar even een leuk overhemd aan!” Je zult dit zelf niet vaak horen tijdens een intern overleg bij Primo Schiedam. Toch was dit de instructie die Peter Jonkers kreeg aan het begin van zijn bijpraatsessie met Windas-directeur Mariëlle Verschoor. Het ingeplande overleg bleek een list te zijn: Peter werd verrast vanwege zijn jubileum in het onderwijs. Veertig jaar in het vak, een mijlpaal die zijn collega’s niet onopgemerkt voorbij wilden laten gaan. Dus werd de directeur-bestuurder meegevoerd voor een kleinschalig, corona-proof feestje. Een mooie aanleiding om Peter te vragen hoe hij terugkijkt op veertig jaar onderwijs.

Door de redactie


Veertig jaar geleden, 1982. Peter meldt zich voor zijn eerste werkdag als invalleerkracht op een basisschool in Kralingen. Nog een beetje slaperig vanwege een feestje de avond ervoor, mag hij aan de slag in groep 8. Het contrast tussen de werkgelegenheid toen en nu kan bijna niet groter. Tegenwoordig staan werkgevers voor je in de rij, zelfs nog voordat je je Pabo-diploma hebt gehaald. Maar op het moment dat Peter begint, zijn er nauwelijks vaste banen voor leerkrachten beschikbaar.

“Het was in die tijd moeilijk om een baan te vinden. Alle vaste banen waren vergeven. Al hoopte ik die bewuste ochtend vooral dat ik de dag zonder te veel gedoe door zou komen. Ik had een Montessori-opleiding en weinig ervaring op reguliere basisscholen. Maar de dag verliep goed. Toen ik de trap afliep, kwam ik de directeur van de school tegen. Ik weet niet precies hoe het kwam, misschien was hij blij dat ik nog op mijn benen stond of stond mijn gezicht hem wel aan, maar hij dacht in ieder geval: die moet ik hebben! Hij heeft zich toen flink ingespannen om het via de gemeentelijke inspecteur voor elkaar te krijgen dat ik daar kon blijven werken. Dat was een mooie start in het onderwijs.”

 

Wil je iets veranderen, dan moet je zelf aan de slag

Peter werkte anderhalf jaar op de school in Kralingen. Daarna stapte hij over naar een Montessori in Hellevoetsluis. Als leerkracht vond hij regelmatig dat er zaken anders of beter konden, maar hij merkte dat hij daar weinig invloed op had.

“Ik had het gevoel dat ik directeur moest worden als ik echt iets wilde veranderen. Dus dat ben ik gaan doen. Ik volgde de schoolleidersopleiding en werd directeur op een Montessorischool in Den Haag. Op het moment dat mijn eigen kinderen de leeftijd hadden om naar school te gaan, ben ik teruggegaan naar Hellevoetsluis en ben ik daar een tijd directeur geweest. Maar toen kwam de vraag: wil ik nou wel eeuwig op een school werken? Ik vroeg mij ook steeds vaker af waar die schoolbesturen nou toch allemaal mee bezig waren. Precies op dat moment kwam de baan als directeur-bestuurder bij Stichting Primo in Schiedam vrij. Weer een kans om zelf veranderingen in gang te zetten. Ik verwachtte dat ik dat een jaartje of zeven zou doen, maar inmiddels werk ik hier al 18 jaar. Belachelijk lang eigenlijk. Maar ik doe het nog steeds graag.”

 

Mensen moeten zelf besluiten kunnen nemen

In 2004 stapte Peter bij Primo binnen met het idee dat hij het als directeur-bestuurder anders wilde doen. Maar is hij er sindsdien in geslaagd om de dingen waar hij zelf als leerkracht en directeur tegenaan liep, aan te pakken?

“Ik heb het idee van wel. Dat krijg ik in ieder geval terug van de directeuren. In mijn tijd kreeg je te maken met allerlei besluiten die werden genomen door een stafbureau dat geen verstand had van hoe het er écht aan toeging op een school. Jij moest dat maar uitvoeren. Als leerkracht en als directeur zocht ik naar allerlei manieren om dat te beïnvloeden. Nu ik zelf directeur-bestuurder ben, pak ik dat anders aan. Ik wil het beste uit mensen halen door ze vooral veel ruimte te geven, maar ik blijf wel vragen stellen die mensen aan het denken zetten. Ons stafbureau is er om de directeuren te ondersteunen waar ze dat nodig hebben, zodat zij zelf besluiten kunnen nemen. Tot slot probeer ik vooral betrokken te zijn en wil ik verbindingen zo veel mogelijk stimuleren, zodat partijen meer met elkaar gaan samenwerken. Die goede samenwerking is in deze tijd namelijk hard nodig.”

 

Dit maakt het onderwijs kansrijk

Er is dus in veertig jaar best iets veranderd op de manier waarop het bestuur te werk gaat. Maar als we kijken naar het onderwijs zelf, wat is dan volgens Peter de grootste positieve verandering?

“Dat is voor mij in de eerste plaats het besef dat kennis ertoe doet. We zijn er meer van doordrongen dat we ervoor moeten zorgen dat die kennis ook echt bij de kinderen beklijft. Zeker voor de kinderen die van huis uit minder meekrijgen. Maar ook het toenemende besef in het onderwijs dat er meer samengewerkt moet worden om een kind te kunnen bieden wat het nodig heeft, vind ik een belangrijke ontwikkeling. ‘It takes a village to raise a child.’ Dit zijn de dingen die het onderwijs kansrijk maken.

We weten bijvoorbeeld steeds beter dat onderwijs en zorg niet zonder elkaar kunnen. Alleen in verbinding kunnen we de problemen die er liggen, oplossen. Want kinderen maken al voordat ze naar school komen van alles mee. En als kinderen de school verlaten, maken ze ook weer allerlei dingen mee. Daar moeten we ze goed op voorbereiden. Dat doe je niet alleen door te werken aan de cognitieve vaardigheden, daar komt ook een stuk sociale opvoeding bij kijken. Maar laten we ook de verbinding met ouders niet vergeten. Er zijn allerlei dingen nodig om ervoor te zorgen dat een kind op zijn plek zit.

Het basisonderwijs pakt tegenwoordig haar maatschappelijke rol. Dat was vroeger veel minder, dan ging een schoolbestuurder vooral voor zijn of haar eigenbelang. Het was al snel goed als er maar genoeg leerlingen waren. De meesten richtten zich ook vooral op het eigen ’type’ leerling. Nu weet ieder schoolbestuurder dat hij of zij een grotere rol in het geheel heeft.”

Leerkrachten zijn geen robots

Meer samenwerking, meer oog voor de gehele ontwikkeling van het kind, meer nadruk op kennis… Het onderwijs ontwikkelt zich en dat vraagt om andere vaardigheden van de mensen die er werken. Hoe moeten we daarmee omgaan?

“Wij moeten de voorwaarden scheppen, zodat de mensen bij Primo zich kunnen blijven ontwikkelen. Maar ook bij het aannemen van nieuwe collega’s moeten we op een andere manier kijken naar wat we nodig hebben. Daar zijn we met ons zij-instroomtraject al mee begonnen. Ook doen we veel meer ons best om studenten en startende leerkrachten goed te begeleiden. Die willen we  behouden en dan moet je ze een baan bieden die ze graag willen blijven doen.

Zingeving speelt een grotere rol. De leerkracht van nu is niet iemand die als een robot braaf de methodes uitvoert. Het zijn zelfdenkende mensen die samen willen fixen dat kinderen de beste kansen krijgen. Ik vind het belangrijk dat scholen voor een groot deel zelf kunnen bepalen hoe ze dat willen doen. Dat betekent ook dat er meer verschil zal zijn in de samenstelling van de teams.

Ik zet mij de komende tijd nog graag in voor meer afwisselende banen in het onderwijs. Daarmee bedoel ik dat het in de toekomst voor een leerkracht die daar behoefte aan heeft, makkelijker zou moeten zijn om ook andere werkzaamheden in de organisatie uit te voeren. Niet dat het werk nu niet uitdagend genoeg is, maar voor een leerkracht bestaat het merendeel van de werkweek nog uit lesgeven. Er zijn genoeg collega’s die ook andere dingen zouden willen doen. Daar moeten we meer tijd voor creëren. Nu vinden mensen dit vaak nog te zwaar, sommigen branden er zelfs op af. Terwijl dit voor collega’s juist de kers op de taart zou kunnen zijn. Als jouw hart bij kunstonderwijs ligt en je hebt de kans om daar meer mee te doen op school, dan zou dat jouw werk toch superleuk maken? Het is wat mij betreft een oplossing om meer mensen te behouden voor het onderwijs. Ik denk ook dat het de betrokkenheid van leerkrachten bij beleidsvorming vergroot.

Een slag die ik ook nog zou willen slaan, is een intensievere samenwerking met kinderopvang en zorg. Het zou mooi zijn als iedereen die iets voor kinderen of het onderwijs kan betekenen, een vaste plek in de school heeft. Nu is het nog te vaak zo dat we naast elkaar in de zandbak spelen, dat kan veel integraler. Neem de samenwerking met de kinderopvang. Een goede medewerker van de BSO zal vaak ook een uitstekende onderwijsassistent zijn. Zo zouden we samen met de kinderopvang complete banen kunnen creëren. En zoals het er nu uitziet, hebben straks veel meer kinderen toegang tot de kinderopvang. Dat biedt ook meer mogelijkheden om veel meer samen te doen.

 

Er komen nog zoveel dingen op ons pad

Kortom, na veertig jaar ziet Peter nog genoeg uitdaging. Met stoppen is hij nog lang niet bezig: “Het vormgeven van de samenwerking tussen zorg en onderwijs, gelijke kansen creëren, meedenken met de PO-raad over de zaken die ons werk beïnvloeden, iets veranderen aan de manier waarop de politiek en pers naar het onderwijs kijken… Er komen voortdurend nieuwe dingen op ons pad, dat maakt dit werk zo interessant. Als ik geen uitdaging meer zag, had ik hier allang niet meer gezeten. Want als dingen te veel vanzelf gaan, ga ik mijn aandacht verleggen. Ik kan heus wel dingen bedenken die ik na mijn pensioen wil doen, zoals de wereld rondzeilen, boeken lezen… Maar er is nu nog genoeg waar ik mij voor Primo mee bezig wil houden. Dat wil ik nog niet missen.”