logo jongleren
Artikel

De geschiedenis van het lezen I

Geplaatst op: 28 februari 2021

Een achtergrondartikel geschreven door Betty van Dam om je aan het denken te zetten.  Doen wij de goede dingen en doen wij ze goed als het om leren lezen gaat?  In deel I van de geschiedenis van het lezen ligt de focus op de achtergronden en historische ontdekkingen. 


Geheel toevallig, net toen ik mij aan het afvragen was hoe het met het begrijpen van teksten gesteld was voordat en zelfs lang voordat het vak Begrijpend Lezen zo rond 1975 het rooster bereikte, kwam een vriendin, nadat zij een opruimcoach in de hand had genomen, aanzetten met een heel dik en zwaar boek dat niet meer in haar boekenkast paste: De geschiedenis van het lezen door Alberto Manguel [1]; een prachtig boek, gedrukt op dik gecoat papier, de teksten rijk geïllustreerd met afbeeldingen van 3000 jaar voor Christus tot eind 20ste eeuw met lezende, of schrijvende figuren. In de zoektocht naar Hoe maken we kinderen goede lezers een uitdaging om eens niet in de wetenschap maar in de geschiedenis te duiken op zoek naar antwoorden…

In het voorwoord staat:

“Nog maar een paar eeuwen na de uitvinding van het schrift, meer dan 6000 jaar geleden, op een vergeten plek in Mesopotamië, stonden de weinige mensen die bedreven waren in de kunst van het ontcijferen van woorden, bekend als schrijvers, niet als lezers. Misschien om minder nadruk te leggen op de grote macht die zij bezaten namelijk de toegang tot de archieven van het menselijk geheugen en de herovering van de stem van ervaringen uit het verleden.”

 En verder…”We zouden nu kunnen zeggen dat de computer deze taak heeft overgenomen en sneller is dan het denken door ons toegang te geven aan een eindeloze reeks informatie, maar dat is geen lezen! Ook met het verzamelen van een eindeloze reeks boeken wordt geen kennis vergaard. Dit zei Seneca al in de eerste eeuw van onze jaartelling. Boeken noch elektronische informatie denken voor ons; ze kunnen ons actieve geheugen niet vervangen. De grote bibliotheken zijn net als de virtuele bibliotheken van nu, dode objecten. Ze kunnen niet zonder ons. Ze hebben onze inzet nodig om tot leven te komen, evenals ons denken en ons oordeel. Je zou kunnen zeggen dat specifieke boeken bepaalde kenmerken geven aan specifieke lezers en inherent aan het lezen van een boek is de geschiedenis van de vorige keren dat het gelezen is.”

Wie is Alberto Manguel?

Manguel is een Argentijnse essayist, vertaler, journalist en bibliofiel geboren in Buenos Aires in 1948. Naast de fysieke geschiedenis van het lezen deelt Manguel in zijn boek, uitspraken van Jorge Luis Borges, de grote Zuid Amerikaanse schrijver en die in 1955 na de val van Péron, directeur van de nationale bibliotheek van Buenos Aires werd. Door een val op zijn hoofd werd hij blind. Manguel werkte toen als jonge student in een boekenwinkel en de blinde Borges kwam op een avond met zijn 88-jarige moeder binnen om boeken op te halen. Hij vroeg aan Manguel of hij ’s avonds tijd had om hem voor te lezen omdat zijn moeder er te moe van werd. Door het jarenlang hardop voorlezen van stukken en passages van de wereldliteratuur en het samen met Borges filosoferen over de bedoeling van de schrijver of de keuze van een woord ontdekte Manguel dieptes in de teksten die hij voorheen nooit had gekend. Nooit had hij zo gelezen! Borges zelf kende hele passages uit zijn hoofd, nam het voorlezen soms over en declameerde dan uit zijn hoofd verder!  Door op een bepaalde manier gebruik te maken van melodie, cadans en klank leerde Manguel de schoonheid en het wonder van het moment als de klank van woorden en de betekenis samenvallen en elkaar versterken.

Toen ik dat zo las dacht ik inderdaad aan de schoonheid van het taalgebruik van sommige schrijvers of dichters en hoe de inhoud van sommige passages uit een boek of een krant roepen om nogmaals gelezen te worden. Soms omdat het goed klinkt of omdat het zo treffend beschreven staat of om de betekenis beter tot je door te laten dringen en je wilt onthouden wat er staat. Altijd lees ik dan hardop of fluisterend. Het verklanken helpt als het ware de diepere betekenis aan de oppervlakte te krijgen.

Is het dan zo dat we daar in het onderwijs te weinig gebruik van maken? Wordt het verklanken van de tekst niet voornamelijk gebruikt om de techniek te oefenen en is daarna vooral het stil en begrijpend lezen de modus operandi? Als klank en betekenis elkaar versterken, is het dan zo dat we vooral moeten verklanken om te begrijpen wat er staat en bedoeld wordt en om dieper in de betekenis te graven?

Manguel leerde ook van Borges dat lezen een cumulatieve bezigheid is; elk nieuw boek dat je leest bouwt voort op alles wat je als lezer eerder hebt gelezen. Hij schrijft daarover:

Als we lezen hebben we een herinnering aan bewaarde gedachten, lang nadat de denker/schrijver zelf opgehouden is met denken en hebben we onszelf door te lezen deelgenoot gemaakt van de scheppingsdaad die open blijft zolang het boek bestaat en gelezen wordt.

Hij haalt Cicero (De oratore) aan die zei dat we een tekst beter onthouden wanneer we hem gezien en hardop gelezen hebben dan wanneer we hem alleen horen. Maar, vraagt hij zich af, door wat voor soort alchemie veranderen letters in begrijpelijke woorden? Hoe kunnen die tekens met kleuren en vormen in ons inwendig laboratorium leesbaar worden? Waaruit bestaat eigenlijk de handeling van lezen?

In het kort schetst hij dan de geschiedenis van het zien, dat wel interessant is in het kader van de geschiedenis van het lezen. Voor kerkvader Augustinus (354-430) die niet anders deed dan de menselijke geest ontleden, fungeerden zowel de hersenen als het hart als hoeders van alles wat de zintuigen opsloegen in ons geheugen en hij gebruikte het woord colligere dat zowel verzamelen als samenvatten betekent om te beschrijven hoe indrukken werden verzameld in de afzonderlijke compartimenten van het geheugen. Zo ook wat men leest!

De eerste leespromotie!

Een eerste grote leespromotor uit het verleden was Kalif al Hakam. In 1004 stichtte hij een grote academie in Cairo, de Dar al Ilm (Huis der Wetenschap) naar het voorbeeld van pre-Islamitische instellingen. Hij had het volk zijn eigen belangrijke verzameling manuscripten geschonken met het decreet dat iedereen ernaar toe mocht komen om ze te lezen, over te schrijven of erin onderwezen te worden. De nogal bloeddorstige exentrieke Al Hakam verbood evenwel het schaken en het eten van ongeschubde vissen maar verder was hij wel oké en belangrijk voor de wetenschap en kunst omdat hij Cairo tot centrum van wetenschappelijk onderzoek en artistieke ondernemingen wilde maken. Hij haalde daarom allerlei wetenschappers naar het hof zowel astronomen als wiskundigen. Een belangrijke wetenschapper die door El Hakam aangesteld werd om de stroming van de Nijl te verleggen was Al-Haitam. Die Nijl omleggen lukte hem niet en dus ging hij zich maar bezighouden met iets anders, namelijk met een omvangrijke studie van de optica. Hij werd daarmee zeer belangrijk voor de geschiedenis van het lezen. Onderscheid maakte hij tussen zuivere sensatie en waarneming waarbij het eerste onbewust of onopzettelijk was, zoals het licht door het raam zien veranderen terwijl het tweede, de waarneming een opzettelijke en bedoelde handeling van herkenning was, bijvoorbeeld- het volgen van een tekst op een pagina.

In principe kan je dit zien als de eerste definitie van lezen omdat hij als eerste in de handeling van waarneming een gradatie van bewust handelen heeft benoemd: van zien naar ontcijferen. Dus een waarneming die niet zomaar voorbij komt maar een waarneming die je bewust doet en waar je mee aan de slag moet! Hij wist dat de handeling van het lezen door al die elementen die daarvoor nodig zijn, waarneming, gevolgtrekking, oordeelsvermogen, herkenning, kennis en ervaring, zeer complex was. Voor lezen zou een coördinatie van wel 100 verschillende vaardigheden nodig zijn. Maar hoe het allemaal gebeurde in je hoofd, wat voor indrukwekkende en ingewikkelde verbanden die elementen onderling legden was een vraag die ook voor El Haitam en zijn tijdgenoten een nog onbeantwoord mysterie bleef.

Pas 8 eeuwen later, in 1865, begon de studie van de relatie tussen de hersenen en taal, de neurolinguïstiek. Men ontdekte dat de mens geboren werd met een linkerhersenhelft die hem in staat stelt te coderen en decoderen en dat dit al bestaat sinds het moment dat de eerste mensen symbolen in steen of klei hakten en daar een klank en betekenis aan gaven. Toen was het menselijk brein al in staat tot handelingen als lezen en schrijven die nog ver in de toekomst lagen.

Dat het mogelijk was, betekende niet dat het makkelijk was. Het horen van taalklanken alleen is kort gezegd niet genoeg om die linker hersenhelft in gang te zetten. Voordat we onze hersenen deze ontwikkeling toestaan moeten we een gemeenschappelijk systeem van visuele tekens onderwezen krijgen. Met andere woorden lezen leren we niet vanzelf; we moeten de techniek onderwezen krijgen en onder de knie krijgen en al is de mogelijkheid van het decoderen volgens onderzoekers aangeboren, het duurt enkele jaren voordat de techniek volledig geautomatiseerd is.

Professor Lecours stelde in de jaren 90 van de 20ste eeuw[2] dat Al Haitam gelijk had met zijn waarnemingsdefinitie. Hij stelde dat het lezen twee fases kent, het zien van de codes en het overwegen van de gelezen informatie. Je kijkt, je ziet en wat je ziet organiseert zichzelf volgens het systeem dat je geleerd hebt en deelt met andere lezers in je eigen taal- tijd- en woongebied. En dan gaat de tweede fase in werking, het overwegen. Dat gebeurt in de hersens razendsnel via de elementen: kennis, oordeel, ervaring, herkenning etc zoals Al Haitam dat 8 eeuwen eerder al had beschreven.

Lecours was trouwens ook de ontdekker van de saccades, de pauzes tussen de sprongen die de ogen maken als ze over de bladzijde gaan; deze vinden 3 a 4 keer per seconde plaats. Tijdens de korte pauzes tussen de sprongen lezen we echt volgens Lecours omdat we dan aan het overwegen zijn!

Dat de manier waarop je leest niet alleen afhangt van individuele ervaring maar ook van aangeleerde maatschappelijke conventies werd aangetoond door Oliver Sacks. Hij stelde dat zelfs al de spreektaal, het natuurlijk gesproken woord, niet alleen uit woorden bestaat. “Taal bestaat uit uitspraken- uitingen van een gehele betekenis die je doet met het gehele wezen- en voor het begrijpen van die uitingen van de ander is eindeloos meer nodig dan de herkenning van woorden.”

Ongeveer hetzelfde kan gezegd worden van het lezen en daarvoor moeten we bij Wittrock zijn:

Tijdens het lezen van een tekst zal de lezer de betekenis daarvan uiten via een hoogst gecompliceerde methode van aangeleerde betekenissen, sociale conventies, dingen die hij eerder heeft gelezen, persoonlijke ervaringen en particuliere voorkeuren. De lezer creëert beelden en verbale transformaties om de betekenis ervan weer te geven. Indrukwekkend is dat hij de betekenis genereert tijdens het lezen, door relaties aan te brengen tussen zijn kennis, zijn herinneringen aan ervaringen en die geschreven zinnen, alinea’s en passages. Lezen is dus niet een automatisch proces van een tekst opnemen maar een verbijsterend labyrintisch, algemeen en toch persoonlijk reconstructieproces. De lezer voorziet de tekst bovendien van het een en ander zoals emotie, fysiek gevoel, intuïtie, kennis en ziel- dat afhankelijk is van wie hij is en hoe hij geworden is wie hij is.[3] Velen geloven dat de complexiteit van het lezen even groot is als de complexiteit van het denken zelf!

Deel II verschijnt maandag 8 maart.

[1] Alberto Manguel: Een geschiedenis van het lezen. Nederlandse vertaling Tineke Davids Ambo/Antos 1999 Amsterdam

[2] Andre Roch Lecours, The origins and evolution of writing’, in: Origins of the Human Brain, Cambridge 1993

[3] Merlin C. Wittrock, ‘Reading comprehension’, in: Neuropsychological and Cognitive Process in Reading, Oxford 1981

[4] De term Begrijpend Lezen is beter niet meer te gebruiken. Ik pleit voor termen in de trant van leesbekwaamheid of leeservaring.