Op schooluitje naar de maan

Op Het Windas gingen leerlingen uit groep 1 t/m 8 op een bijzondere excursie. Onder begeleiding van een sterrenkundige reisden ze door het heelal en maakten ook nog even een tussenstop op de maan. Samen met hun klasgenoten ontdekten ze de planeet aarde vanaf een hele andere kant. En dat alles zonder Schiedam te verlaten. Wie wil dat nou niet?! Het avontuur sloot naadloos aan op het thema van het Nederlands Kennis Curriculum (NKC) waar de school op dit moment aan werkt. De kennis die ze tussen de sterren hebben opgedaan, zullen de kinderen daardoor niet snel vergeten. Wessel van Kralingen, leerkracht op Het Windas, vertelt hier meer over.

Door de redactie



De ruimtereis van de Windas-leerlingen vond plaats in de koepel van een reizend planetarium die speciaal voor deze gelegenheid werd opgeblazen in de gymzaal. De kinderen kregen er een gastles over het zonnestelsel en wat voor plaats de aarde hierin inneemt. Wessel van Kralingen, leerkracht van groep 7b, organiseerde het bezoek. Als NKC-coördinator heeft hij binnen de school een voortrekkersrol als het gaat om het Nederlands Kennis Curriculum. Dat houdt onder andere in dat hij zijn collega’s helpt om een weg te vinden in alle hulpmiddelen en informatiebronnen die beschikbaar zijn. Daarnaast ondersteunt hij in het regelwerk, zoals het organiseren van de genoemde gastlessen.

Het Windas is een van de Primo-scholen die meedoet aan de pilot van het Nederlands Kennis Curriculum. Uitgangspunt van het NKC is dat een gedegen kennisbasis een van de belangrijkste voorwaarden is voor een goede en kansrijke ontwikkeling van kinderen. Volgens de initiatiefnemers (waar Primo Schiedam er een van is) wordt kennis op dit moment te versnipperd aangeboden in het basisonderwijs. En dat terwijl onderzoek uitwijst dat kennis veel beter beklijft als kinderen verbanden zien. Het doel van het NKC is om die situatie te veranderen. Het geeft leerkrachten het gereedschap om kennisoverdracht op een samenhangende manier aan te pakken. Dus niet meer aan de hand van verschillende methodes, zoals dat nu gebeurt, maar door als team samen de lessen te ontwikkelen.

Wessel: “Dat begint allemaal met een ‘big idea’, een groot concept dat je gebruikt om bij je leerlingen hun kennis over de wereld te vergroten. Alle groepen werken met hetzelfde thema en er zijn heldere doelen per leerjaar. Daardoor kun je uiteindelijk (als NKC volledig is geïmplementeerd) goed voortbouwen op de kennis die de kinderen eerder al hebben opgedaan. Zo maken onze kleuters nu kennis met de aarde, de zon en het zonnestelsel. Zijn de groepen 5-6 bezig met hoe de aarde is opgebouwd en heb ik mij met groep 7 vooral verdiept in het klimaat, biotopen, ecosystemen en de voortplanting van planten en dieren.”

 

Alles wat we doen, delen we met elkaar

“Ons eigen bestuur, Stichting Primo Schiedam, is een van de initiatiefnemers van het NKC en een aantal Primo-collega’s schrijft mee aan het curriculum. Die ontwikkeling loopt nu drie jaar en is al heel ver. Vorig schooljaar namen wij als Windas al deel aan de pilot. We volgden toen met het team een driedaagse training. Die eerste keer was het echt nog zoeken. Ik merk dat het dit jaar al een stuk vlotter gaat. Ons doel is om komende jaren onze methodes voor wereldoriëntatie uit te faseren en helemaal over te gaan op het NKC. We starten voorlopig met twee thema’s per leerjaar, dat worden er uiteindelijk zes.

Voor dit tweede thema hebben we de periode kerst tot de voorjaarsvakantie genomen om alles uit te werken. Dat begon met het clusteren van de doelen. Die lopen uiteen van vakinhoudelijke doelen tot doelen voor kunstzinnige oriëntatie. Binnen de leerteams hebben we het werk verdeeld en zijn we aan de slag gegaan. Sommigen van ons werken samen aan lessen, anderen doen het alleen. Maar alles wat we hebben uitgewerkt, delen we met elkaar. Ook nu we bezig zijn met de uitvoering.


Natuurlijk gaat het nog steeds met vallen en opstaan. Ook blijft het een hartstikke tijdrovende klus om zelf de lessen te ontwikkelen. Maar binnen ons taakbeleid is hier rekening mee gehouden. Op deze manier zullen we er langzaam in meegroeien. En over twee jaar komt dit thema weer terug. Dan hebben we er als het goed is minder werk aan, omdat je veel al hebt voorbereid. Als alle thema’s staan, zit het werk vooral in het onderhouden en verbeteren van de lessen.”

 

Je maakt zelf het onderwijs

“Het mooie van het NKC is dat de leerkracht de baas is. Je maakt zelf het onderwijs. Voor mij is dat een uitlaatklep. Ik geef de lessen met zoveel plezier. Je wordt uitgedaagd om meer manieren te bedenken om kennis zo goed mogelijk over te brengen aan de kinderen. Bij een methode ben je geneigd om gewoon te volgen wat er in het boek beschreven staat. Nu haal ik er zelf veel meer bij. Zo leende ik bijvoorbeeld een geleedpotige van een bevriende bioloog, zodat ik het daar met de kinderen over kon hebben. Ik haalde insecten de klas in en we ontleedden bloemen in de klas. Bij andere collega’s hangt het lokaal vol met door de kinderen geschilderde zonnestelsels. Een andere collega gebruikte het plafond om daar een eigen planetarium aan op te hangen. Zo gebruiken we de lokalen ook steeds meer als didactisch hulpmiddel.

Je kunt de informatie zoveel rijker wegzetten, dat is goud. Onderwerpen gaan meer leven. De kinderen zijn betrokken en nieuwsgierig. Ze stellen veel vragen en zijn zoveel meer geïnteresseerd. En niet alleen de kinderen, ook de leerkrachten. Ik merk aan de foto’s en verhalen hoezeer het leeft door heel de school.”


Kees Bol over de aanpak van armoede op school

Ook al is hij eigenlijk al gepensioneerd, ‘meester Kees’ is nog bijna dagelijks op Het Startblok te vinden. Als vrijwilliger bij het Jeugdeducatiefonds, ambassadeur Jeugdfonds Sport en cultuur én ambassadeur Bliep bekommert hij zich om de kinderen en hun ouders die het financieel moeilijk hebben. Kees Bol vertelt over de mogelijkheden om wat te doen aan armoede, en dat iedere school er eigenlijk een aandachtsfunctionaris voor zou moeten hebben.

Door de redactie



Het Jeugdeducatiefonds is betrokken bij zo’n dertig scholen in de regio Maassluis, Schiedam, Vlaardingen (vijftien scholen in Schiedam), wat betekent dat de scholen een extra potje hebben om uit te geven aan kansenongelijkheid. Een potje dat Kees goed weet in te zetten. “Wat we zien, is dat de laatste jaren veel geld wordt uitgegeven aan armoede, aan de hulp aan kinderen en ouders die het financieel moeilijk hebben.” Op school doet Kees de aanvragen bij het Jeugdfonds Sport en cultuur, en hij zit in de Primo-werkgroep Armoede.

 

Zomerjasje in de winter

We weten uit cijfers dat veel van de leerlingen in onze regio opgroeien in armoede, maar dat dat niet altijd zichtbaar is. En daar ligt ook het probleem. Leerkrachten moeten tools krijgen om armoede te leren signaleren, door te vragen, te kijken en op te letten wat leerlingen wel en niet doen. “Als je bijvoorbeeld ziet dan een kind met versleten schoenen loopt of met een zomerjasje in de winter, dan ga je met de ouders in gesprek en vraag je of je ze kunt helpen.” Daarnaast melden ouders zich steeds vaker uit zichzelf als ze het financieel zwaar hebben. “Bij mij op school gaan mensen zo langzamerhand zelf om hulp vragen, zijn ouders de schaamte voorbij en weten ze dat we kunnen helpen.”

Wat een leerkracht kan doen, is al aan het begin van het schooljaar, in het startgesprek, te bespreken wat het kind nodig heeft om op school te presteren. “Van het kind worden elke dag weer prestaties verwacht. Maar hoe kan dat nou als je op de grond of met zijn vieren in één bed slaapt, slecht eet, geen laptop hebt, of geen plek hebt om huiswerk te maken?” Geef aan dat je als school daarbij kunt helpen. “Want als je daarmee een kind kan helpen en de prestaties gaan omhoog, dan is dat mooi. Ik besef dat we nooit iedereen kunnen helpen, maar we doen wel ons best om zoveel mogelijk kinderen te helpen.”

 

Kansenongelijkheid

Door ouders aan te spreken, bijvoorbeeld te vragen of het goed is dat er voor een jas wordt gezorgd, gaan ze op Het Startblok heel praktisch te werk. Maar er worden ook gratis prentenboeken weggegeven aan alle kleuters in de voorleesweek. “We doen van alles vanuit het Jeugdeducatiefonds. Zo hopen we dat er thuis voorgelezen wordt. Dat valt dan weer onder de kansengelijkheid, dat er thuis dingen gebeuren die het onderwijs ondersteunen.”

Als je het hebt over kansenongelijkheid, toont onderzoek aan dat het niet alleen moet gaan over rekenen en taal, maar ook over naar buiten gaan. Dingen doen. “Daar moeten we met zijn allen naar kijken. En je hoeft niet altijd ver weg. Naar de dierentuin, museum, het bos, Hoek van Holland. We hebben kinderen die nooit naar Hoek van Holland gaan, dat kan je je niet voorstellen.” Daarvoor hoopt Kees op een samenwerking met Buzz010: “Zij gaan naar Hoek van Holland. Doen allemaal uitstapjes rondom Rotterdam. Het zou mooi zijn als we dit jaar daaraan mee zouden kunnen doen.”

 

Er zijn veel potjes

Er is sowieso heel veel. Als je naar de site sam& (www.samenvoorallekinderen.nl) gaat, vind je daar van alles, van Linda de Mol tot Stichting Leergeld, tot cadeautjes voor verjaardagen. Of op www.blieppas.nl, waarop ook alles staat wat beschikbaar is voor kinderen die in armoede leven. Kees: “Maar je komt altijd weer uit bij aanvragen. Er is dus van alles, maar je moet het weten te vinden en is het is soms niet zo makkelijk te verkrijgen. Het is vreselijk in dit land, dat je dit als ouders zou moeten aanvragen, want dat doet wel wat met je eigenwaarde.”


Vandaar dat Kees veel via het Jeugdeducatiefonds regelt: “Want daar krijg je als school een potje (van het eerste jaar 10.000 euro, daarna 13.000 euro) waarmee je kan doen wat er nodig is. Voor een kind met een kapotte bril bijvoorbeeld, dan duurt het soms drie, vier weken voordat ouders het laten maken, want het kost geld. Dan stuur ik dat kind gewoon naar de brillenwinkel hier om de hoek, en dan krijgen wij de rekening. Dan kan het kind direct de lessen goed volgen en is het tenminste opgelost. Maar ook de bus voor de werkweek wordt uit het potje betaald.”

 

‘Vragen om bijstand doet wat met je eigenwaarde. En dat is vreselijk’

 

Aandachtsfunctionaris

“Eigenlijk moet iedere school iemand hebben die alles regelt en beheert, op de hoogte blijft. Een soort armoedecoördinator, de aandachtsfunctionaris armoede.” Iemand die weet waar je wat kan regelen dus. En wat heel hard nodig is, is dat alle partijen die iets te bieden hebben gaan samenwerken. Dat duidelijk is waar je terechtkunt. “We zijn allemaal hartstikke vrijgevig, daar ligt het niet aan, maar waar je het moet aanvragen is vaak niet duidelijk, en je weet niet of je het krijgt.”

Maar, zo gaat Kees verder, “Daar heb je dus wel iemand voor nodig die zo gek is om dat te doen. Op alle scholen is het druk, kampen ze met personeelstekorten, dus het moet je nauw aan het hart liggen om iets te doen naast je gewone werk. Het zou mooi zijn als we daarvoor vrijwilligers zouden kunnen vinden. Dat zijn we met het Fonds Schiedam Vlaardingen aan het onderzoeken.”

 

 

‘Iedere school heeft een armoedecoördinator nodig’

 

Voorlichting

Daarnaast denkt Kees Bol erover na hoe armoede meer onder de aandacht gebracht kan worden binnen de schoolteams. Door leerkrachten voor te lichten, met een filmpje bijvoorbeeld. Of door iemand scholen te laten bezoeken die kan vertellen over het signaleren van armoede, en over de voorzieningen die er zijn. Hoe kom je aan een laptop of een fiets als je het geld er niet voor hebt?

Maar ook door ouders te laten weten dat ze kunnen, mogen en durven vragen. Daar ziet Kees een taak weggelegd voor de ouderkamer: vertel ouders wat er allemaal kan, verwijs ouders naar de website waar ze dingen kunnen aanvragen. “En je hebt dus iemand nodig op school die bereikbaar, zichtbaar is, en waar mensen naartoe kunnen met hun vragen. Het mooiste zou zijn als dat iemand is die werkt op die school, die regelmatig zichtbaar is, en af en toe in de ouderkamer gaat zitten.”


Samen zorgen voor veel taalkennis

Monique van de Minkelis is leerkracht op De Violier. Ze is gevraagd om de Netwerkkring Taalcoördinatoren te organiseren. Binnen deze, zoals ze het zelf noemt, Taalwerkgroep wordt kennis verzameld voor heel Stichting Primo. Monique zit de vergaderingen voor. Zij verzamelt informatie – de net geïntroduceerde Taalonderwijsscan komt zeker ter tafel – en houdt zo de boel op gang.

Door de redactie



Monique vertelt: “Alle leerkrachten die naar die vergadering toe komen, hebben affiniteit met taal en/of lezen. Alle scholen binnen Stichting Primo zijn vertegenwoordigd. Binnen onze bijeenkomsten zullen we elkaar informeren en discussiëren we over wat er belangrijk is in ons taalonderwijs. Dit kunnen we weer meenemen naar onze eigen scholen en ons eigen team. Dus het is een wisselwerking van kennis inbrengen in de groep en weer terug naar de scholen. Zodat het onderwijs naar de kinderen goed op orde komt en blijft. Dat is het doel van de Taalwerkgroep.”

 

Taalvisie

De Taalwerkgroep gaat gezamenlijke interesses inventariseren. Maar eerst wordt bekeken wat de visie is op taalonderwijs binnen de stichting om daar een gemeenschappelijke visie van te maken. De visie op taal van Primo, die elke school dan weer specifieker kan maken. “We onderzoeken binnen de Taalwerkgroep of we op dezelfde manier naar taal kijken. En dat schept duidelijkheid. Het kan ook zijn dat we samen op onderzoek uitgaan, een cursus volgen of (elkaars) scholen bezoeken en elkaar bevragen. Zo hopen we elkaar sterker te maken in ons taal- en leesonderwijs.”

 

Inspirerende samenwerking

Het is goed dat Primo aandacht heeft voor taalonderwijs. In alle artikelen en onderzoeken valt immers te lezen dat taal en lezen achteruitgaan, en dat het taalonderwijs aandacht nodig heeft. “Als je met zijn allen taal belangrijk vindt, dan is het ook fijn dat er mensen zijn die zich daarmee bezig willen houden. Het is prettig dat we daar de gelegenheid voor krijgen en dat het initiatief genomen is, zo kunnen we elkaar scherp houden. Ik vind dat wel heel inspirerend dat we dat kunnen doen met elkaar.”

 

Taalonderwijsscan als nieuw instrument

Daarnaast is de Taalonderwijsscan onlangs geïntroduceerd. Monique is enthousiast: “De makers hebben gekeken hoe leerkrachten meer kennis kunnen krijgen in de klas, en daarvoor hebben ze met leesspecialisten, logopedisten, NT2-leerkrachten en taalspecialisten om de tafel gezeten. Via een vragenlijst kun je achter eventuele blinde vlekken komen in je onderwijs, maar het kan ook een startpunt zijn van het onder de loep nemen van je taalbeleid binnen de school. Er komen praktische tips, kwaliteitskaarten en wetenschappelijke artikelen naar voren die je dan kunt gebruiken.”


De lancering van de Taalonderwijsscan heeft op 8 februari plaatsgevonden, en verschillende mensen vanuit Stichting Primo waren erbij. “De taalscan komt ook terug in ons Taalwerkgroep-overleg. De taalscan kan heel helpend zijn om te bepalen wat we zien binnen ons onderwijs. Of wij nog de goede dingen doen, of dat we in de praktijk dingen aan zouden kunnen passen. Hebben we voor dit onderwerp meer kennis nodig? Zo kun je kijken hoe je er zelf voor staat en hoe je collega ervoor staat. Een heel leuk instrument om met elkaar te kijken naar en te praten over je onderwijs. Je vindt er onderwerpen in als meertaligheid, taalontwikkeling, logopedie en leesbegrip, waarbij je als leerkracht of onderwijsprofessional naar het hele scala kunt kijken of specifiek naar één bepaald onderdeel. Heel praktisch en laagdrempelig dus. Niet alleen op de scholen, het komt ook zeker terug bij de Taalwerkgroep.”

 

 

‘De taalwerkgroep is een mooie motor van doorpakken van dingen en eventueel veranderingen doorvoeren’

 

Kennis

Zowel de Taalwerkgroep als de Taalonderwijsscan zijn mooie initiatieven waarbij het vooral gaat om kennis vergaren, delen en uitwisselen. “Het gaat erom dat iedereen in de klassen de goede dingen met de kinderen doet. Met elkaar, vooral in zo’n Taalwerkgroep, kun je dingen opzetten of elkaar bevragen en van elkaar kan leren. Die Taalwerkgroep is een mooie motor van doorpakken van dingen en eventueel veranderingen doorvoeren als dat nodig is, en de Taalonderwijsscan helpt daarbij. Omdat de Taalonderwijsscan een instrument is waarin het fijn is om de nieuwste inzichten in te zetten, dus we zullen als Taalwerkgroep ook daar de input voor geven.”

 

Taalonderwijsscan
Met de scan – gratis beschikbaar op www.taalonderwijsscan.nl – kunnen leerkrachten, pedagogisch medewerkers en taalspecialisten aan de slag om hun kennis en vaardigheden met betrekking tot het taalprogramma door te lichten en eventuele blinde vlekken te herkennen en te verbeteren. De uitkomsten van de scan kunnen een begin- en uitgangspunt zijn voor het taalbeleid op scholen en de voor- en vroegschoolse educatie. De scan is samengesteld op basis van wetenschappelijke inzichten, good practices en de kennis en ervaring van zowel specialisten als professionals.


30 verschillende culturen op 1 wereldschool

CON de Wereldschool – waarbij de letters CON staan voor Centrale Opvang Nieuwkomers – is een school waar nieuwe inwoners in Schiedam van 4 tot 12 jaar een zachte landing geboden wordt in Nederland, de basisbeginselen van het Nederlands leren en klaargestoomd worden voor het reguliere basis- of voortgezet onderwijs. We spreken met de directeur, Renée Veltenaar, die vol enthousiasme vertelt over haar school, wereldkinderen en hoe geen enkel kind met tegenzin naar school komt op de Wereldschool.

Door de redactie



De leerlingen van CON de Wereldschool komen uit heel veel verschillende landen, en zijn om allerlei verschillende redenen in Schiedam beland. Vanwege een gezinshereniging, op de vlucht voor oorlog of armoede, vanwege de liefde van ouders, of omdat vader of moeder hier komt werken of studeren. Renée Veltenaar: “We hebben dertig verschillende culturen binnen de school, uit alle landen. En als we een kind krijgen uit een land waar we nog geen kinderen uit hebben, zeggen we: leuk, kom erbij!”

 

Groei

De school groeit hard, er lijken steeds meer mensen naar Nederland te komen. Nog niet zo lang geleden zaten er nog maar 110 kinderen op de Wereldschool. Inmiddels zijn dat er tweehonderd, en er staan nog eens zestien kinderen op de wachtlijst. Die kunnen in december starten in een nieuwe groep, maar het aantal aanmeldingen blijft maar groeien en dat vindt de directeur best zorgelijk. “Alles wat je in het nieuws ziet, zoals armoede, honger en oorlog, heeft direct impact op de aantallen kinderen die aangemeld worden.”

De kinderen worden naar de Wereldschool verwezen door vluchtelingenorganisaties, door de gemeente, de school in de wijk waar het gezin is komen te wonen, via de leerplichtsinstantie of vanuit het werk van de ouders. Ze blijven één jaar op de Wereldschool, waar ze in vier blokken van tien weken les krijgen over verschillende thema’s. Het kindgerichte onderwijs vindt plaats in groepen van vijftien kinderen, en is groepsoverstijgend in de kernvakken. Elke klas heeft een leerkracht en een ondersteuner. De kinderen leren de grondbeginselen van het Nederlands, en ervaren hoe het eraan toegaat op school in dit voor hen nieuwe land.

 

Alle talen

De achtergrond van de kinderen is heel belangrijk, net als de moedertaal. Je moedertaal maakt deel uit van je identiteit. En daar gaan kinderen een tweede taal naast leren: het Nederlands. Om te zorgen dat ze zich veilig en betrokken voelen, zijn de moedertaal en de eigen cultuur uitgangspunt. Daar haakt de school op aan door bijvoorbeeld meertalige boeken in de bibliotheek te hebben. “We hebben in onze bieb boekjes in alle talen,” vertelt Renée, “alleen het Lets ontbreekt nog.”

De kinderen komen zowel uit westerse als niet-westerse landen, ieder met een eigen geschiedenis, cultuur en achtergrond. Vooral de kinderen die uit niet-westers gerichte landen komen, moeten heel veel opnieuw leren. Daarvoor wordt gebruikgemaakt van plaatjes en gebarentaal. Veel visueel maken, veel beleven en veel ervaren. Er zijn verschillende collega’s die meerdere talen spreken, en waar die er niet uitkomen, zijn er altijd wel andere leerlingen die even kunnen helpen.

 

Veilig voelen

De leerkrachten zijn heel bewust bezig om te zorgen dat kinderen zich veilig voelen op school. Dat je je gezien en gehoord voelt, is de eerste voorwaarde om tot leren te komen. Daarom verdiepen zij zich in de achtergrond van elk kind om op de beste manier contact te maken. Ze kijken waar bepaald gedrag vandaan komt, in spel bijvoorbeeld, en hebben alle benodigde kennis om daar op een juiste manier op in te spelen en te zorgen dat kinderen zich veilig voelen. In elk lokaal staat een tipitentje waar een kind zich in kan terugtrekken als het hem of haar even teveel wordt.

Sommige kinderen hebben al heel veel meegemaakt, omdat ze uit een land komen waar oorlog en geweld is. Daar houden de leerkrachten rekening mee, net als met het feit dat de komst van nieuwe kinderen soms herinneringen kan oproepen bij andere kinderen. De oorlog in de Oekraïne – en inmiddels zijn er al dertig kinderen die daar vandaan komen – rakelt de angst voor oorlog op. Het team speelt daarop in door erover te praten, maar ook door letterlijk de kaart erbij te pakken om te laten zien waar de oorlog zich afspeelt en dat kinderen zich hier geen zorgen hoeven maken.


Het alarm op de eerste maandag van de maand wordt uitgebreid geoefend, zodat kinderen zich hier geen zorgen over hoeven maken niet meer als iets bedreigends ervaren. En er wordt traumasensitief lesgegeven. Voor de kinderen die traumaverwerking nodig hebben, is de speltherapeut in de school aanwezig, die ook kan doorverwijzen naar de juiste professionele behandeling.

Een methode die de school gebruikt is Team-up. Dat is een onder andere door Warchild ontwikkelde methode om kinderen in asielzoekerscentra te helpen bij de sociaal-emotionele verwerking van gebeurtenissen, door gebruik te maken van dans, theater en muziek. De nieuwkomersscholen hebben deze methode overgenomen. De Wereldschool werkt één tot twee keer per week met Team-up door in spelvorm aan thema’s te werken. “Dat werkt heel goed, omdat je er weinig taal voor nodig hebt en je tell-pics gebruikt, spel, muziek en beweegles.”

 

Kennis over meertaligheid voor alle scholen

Omdat het leren van de taal na één jaar, als kinderen uitstromen, nog niet klaar is – het duurt vijf tot zeven jaar om een taal te leren beheersen – zorgt de Wereldschool voor een goede overdracht naar de nieuwe school, naar de nieuwe leerkracht en met het volledige dossier waarin verslag gedaan wordt van alle leerlijnen en gesprekken met instanties.

Daarnaast wordt de ontvangende school ondersteuning geboden. Daarvoor is samen met de andere twee wereldscholen in de regio een team gevormd om scholen gebruik te laten maken van kennis en ervaring in meertaligheid. Leerkrachten van andere (Primo-)scholen kunnen een traject van enkele bijeenkomsten volgen om opgeleid te worden rondom het belang van meertaligheid en hoe scholen ermee om kunnen gaan. Uiteindelijk is het de bedoeling dat dit traject niet meer nodig is, omdat binnen vijf tot zeven jaar die kennis binnen alle scholen aanwezig is.

 

“Alle kinderen werken hier zo enorm hard, en daar zijn we hartstikke trots op”

 

Uitstroomfeest

Instromen op school kan het hele jaar door, uitstromen gebeurt op vaste tijdstippen, zodat de kinderen na de vakantie hun plekje kunnen vinden op een school waar ze de rest van hun basisschooltijd blijven. “Van de uitstroommomenten maken we altijd een feestmoment, het uitstroomfeest. Ze worden in het zonnetje gezet, krijgen een cadeautje. Alle kinderen werken hier zo enorm hard, en daar zijn we hartstikke trots op. Aan de ene kant kijken de kinderen enorm uit naar het uitstroomfeest, en tegelijkertijd vinden ze het best moeilijk om te gaan. Wij waren toch hun eerste kennismaking met Nederland, hun eerste houvast. Als de kinderen zich na een jaar goed kunnen redden in het Nederlands en we ze vol zelfvertrouwen zien vertrekken, geeft dat een enorm gevoel van voldoening. Dat hebben we maar weer geflikt.”

 

Per 1 januari 2023 maakt CON De Wereldschool onderdeel uit van Stichting Primo Schiedam. Wil jij aan de slag op De Wereldschool? Kijk dan op: Leerkrachten De Wereldschool – Werken bij Primo (werkenbijprimoschiedam.nl)