Meer uren, meer mogelijkheden

Als je hoort: “Wat doe jij met MUM?”, dan gaat het binnen Primo niet over of je je moeder uitnodigt met de feestdagen. Het gaat over Meer-Uren-Mogelijkheden. Liza Sloot is hoofd P&O en beleidsmedewerker en werkt op het bestuurskantoor van Primo. We spreken haar over wat MUM is, waarom het in het leven geroepen is en wat het kan brengen. Een enthousiast verhaal over de kansen en mogelijkheden van werken in het onderwijs.

door de redactie



Meer uren werken?

Onlangs heeft Liza een mail gestuurd naar alle Primo-medewerkers om ideeën te inventariseren over MUM. Om het enorme en nijpende lerarentekort landelijk aan te pakken, is Dennis Wiersma, Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, op zoek naar onorthodoxe maatregelen. Meer uren werken is er daar één van. Het idee is om met name parttimers te motiveren mee te werken in een proef om meer uren te gaan werken tegen een bonus. Primo heeft het liever over Meer Uren Mogelijkheden bieden. Liza: “Ik ben enthousiast. Niet vanwege de bonus, maar wel om mee te doen in de focusgroep en met andere besturen te kijken welke mogelijkheden we medewerkers kunnen bieden als ze meer willen gaan werken.”

 

“Denk in mogelijkheden, niet in beperkingen”

 

Meedenken met de minister

Met vijftien besturen denkt Primo mee met de Minister over de Meer-Uren-Bonus. “Het verbaast ons niet dat van die vijftien besturen de meeste ook niet nadenken over een bonus in geld, maar over andere mogelijkheden. Vandaar ook de vraag aan leerkrachten van Primo hoe zij de MUM in zouden willen vullen. We dagen leerkrachten uit om aan te geven in welke rol zij voor meer uren ingezet zouden willen worden. Vervolgens kan de schooldirecteur met de medewerker in gesprek om samen te kijken hoe dat in te vullen.” Na de inventariserend fase, hoopt Liza dat een en ander na de zomervakantie ook echt doorgevoerd kan worden. Het zou mooi zijn als collega’s volgend schooljaar in nieuwe rollen en met extra uren aan de slag kunnen gaan.

 

Wat hebben mensen nodig?

MUM wordt door Liza aangegrepen om te inventariseren wat leerkrachten binnen Primo nodig hebben. “Wat hebben onze mensen nodig als ze meer gaan werken, hoe zouden ze dat willen inrichten? Misschien wil iemand niet veertig keer per jaar een extra dag werken, maar wel dertig keer. Of wil iemand wel extra werken, maar die tijd daarna dan in vrije tijd kunnen opnemen. Een ander zegt misschien: ‘Ik wil wel, maar dan zou ik in verband met mijn eigen kinderen later willen starten en eerder naar huis willen gaan’. Daar is misschien best een oplossing voor te bedenken.”

 

Plezier in je werk

Met MUM wil Primo meer mogelijkheden creëren om iemands expertise in te zetten voor de organisatie, als specialist of beleidsmatig. Medewerkers de kans geven om een andere rol in te gaan nemen. Om zo personeel te boeien en te binden, maar ook goed werkgeverschap uit te dragen. MUM is dus meer dan alleen maar meer uren maken. Het houdt voor Primo in dat er meer aandacht is voor het huidige personeel. Zo wil het bestuur een aantrekkelijke werkgever blijven voor medewerkers en ook een aantrekkelijke werkgever zijn voor nieuwe collega’s. MUM is uitgedaagd worden. MUM lost dan het personeelstekort misschien niet op, het helpt in ieder geval wel om goed personeel te behouden voor de organisatie.


Meer aansluiting bij het bedrijfsleven

Vergelijk het onderwijs met het bedrijfsleven, vindt Liza. Dan zie je dat de inrichting van de arbeidsvoorwaarden achterloopt. “De wereld draait door en de arbeidsvoorwaarden in het onderwijs staan stil, waardoor mensen in het onderwijs hun autonomie verliezen. Hoog tijd om daarin mee te gaan en te moderniseren.

Collega’s willen nog wel eens vragen naar opties om bijvoorbeeld buiten de schoolvakanties om onbetaald verlof op te nemen. De CAO zegt: ‘nee’, maar Primo zegt; ‘dat kan, mits je het kan regelen op school’. Daarin moet het onderwijs echt gaan moderniseren en meer aansluiting zoeken bij het bedrijfsleven.”

En waar vijftien jaar geleden het bedrijfsleven mensen kon trekken met een laptop van de zaak, komt het onderwijs daar nu voorzichtig mee aan. Terwijl een laptop inmiddels gewoon een noodzaak is om je werk te kunnen doen. Zo worden in het onderwijs vaak de arbeidsvoorwaarden vanzelfsprekend voor lief genomen. Liza: “Zoals we het altijd gedaan hebben en nog steeds doen. Als we mensen tegemoet kunnen komen in hoe zij de dingen willen, dan moeten we dat doen! Daarom heb ik MUM aangepakt.”

 

Meer flexibiliteit

Liza: “Het gaat erom dat we anders moeten gaan denken, een aantrekkelijke werkgever blijven voor het eigen personeel. Meer flexibiliteit te bieden en mensen laten weten wat de mogelijkheden zijn. Zaken die in het bedrijfsleven heel normaal zijn maar not done in het onderwijs. Al komt dat er al wel een beetje in dankzij zij-instromers en de jongere generatie. We moeten in ieder geval open gaan staan voor andere mogelijkheden, het gesprek aangaan, meer maatwerk gaan bieden. Zodat de medewerker die meer wil werken en die vijf keer per jaar een vriendenweekend heeft, dat ook kan blijven doen.

Want dat brengt energie. Dat je je erkend kan voelen op wat je – extra – te bieden hebt. Dat je je als leerkracht kunt focussen op waar je goed in bent en wat je leuk vindt. We pushen niemand, we willen alleen mogelijkheden bieden. Wil je er wat bij, dan bespreken we dat. Wat we willen bieden, is meer werkplezier, meer werkgeluk en evenwicht.”

Doe jij MUM? Kijk dan PriMUM – Werken bij Primo (werkenbijprimoschiedam.nl) voor de vacatures.


Op schooluitje naar de maan

Op Het Windas gingen leerlingen uit groep 1 t/m 8 op een bijzondere excursie. Onder begeleiding van een sterrenkundige reisden ze door het heelal en maakten ook nog even een tussenstop op de maan. Samen met hun klasgenoten ontdekten ze de planeet aarde vanaf een hele andere kant. En dat alles zonder Schiedam te verlaten. Wie wil dat nou niet?! Het avontuur sloot naadloos aan op het thema van het Nederlands Kennis Curriculum (NKC) waar de school op dit moment aan werkt. De kennis die ze tussen de sterren hebben opgedaan, zullen de kinderen daardoor niet snel vergeten. Wessel van Kralingen, leerkracht op Het Windas, vertelt hier meer over.

Door de redactie



De ruimtereis van de Windas-leerlingen vond plaats in de koepel van een reizend planetarium die speciaal voor deze gelegenheid werd opgeblazen in de gymzaal. De kinderen kregen er een gastles over het zonnestelsel en wat voor plaats de aarde hierin inneemt. Wessel van Kralingen, leerkracht van groep 7b, organiseerde het bezoek. Als NKC-coördinator heeft hij binnen de school een voortrekkersrol als het gaat om het Nederlands Kennis Curriculum. Dat houdt onder andere in dat hij zijn collega’s helpt om een weg te vinden in alle hulpmiddelen en informatiebronnen die beschikbaar zijn. Daarnaast ondersteunt hij in het regelwerk, zoals het organiseren van de genoemde gastlessen.

Het Windas is een van de Primo-scholen die meedoet aan de pilot van het Nederlands Kennis Curriculum. Uitgangspunt van het NKC is dat een gedegen kennisbasis een van de belangrijkste voorwaarden is voor een goede en kansrijke ontwikkeling van kinderen. Volgens de initiatiefnemers (waar Primo Schiedam er een van is) wordt kennis op dit moment te versnipperd aangeboden in het basisonderwijs. En dat terwijl onderzoek uitwijst dat kennis veel beter beklijft als kinderen verbanden zien. Het doel van het NKC is om die situatie te veranderen. Het geeft leerkrachten het gereedschap om kennisoverdracht op een samenhangende manier aan te pakken. Dus niet meer aan de hand van verschillende methodes, zoals dat nu gebeurt, maar door als team samen de lessen te ontwikkelen.

Wessel: “Dat begint allemaal met een ‘big idea’, een groot concept dat je gebruikt om bij je leerlingen hun kennis over de wereld te vergroten. Alle groepen werken met hetzelfde thema en er zijn heldere doelen per leerjaar. Daardoor kun je uiteindelijk (als NKC volledig is geïmplementeerd) goed voortbouwen op de kennis die de kinderen eerder al hebben opgedaan. Zo maken onze kleuters nu kennis met de aarde, de zon en het zonnestelsel. Zijn de groepen 5-6 bezig met hoe de aarde is opgebouwd en heb ik mij met groep 7 vooral verdiept in het klimaat, biotopen, ecosystemen en de voortplanting van planten en dieren.”

 

Alles wat we doen, delen we met elkaar

“Ons eigen bestuur, Stichting Primo Schiedam, is een van de initiatiefnemers van het NKC en een aantal Primo-collega’s schrijft mee aan het curriculum. Die ontwikkeling loopt nu drie jaar en is al heel ver. Vorig schooljaar namen wij als Windas al deel aan de pilot. We volgden toen met het team een driedaagse training. Die eerste keer was het echt nog zoeken. Ik merk dat het dit jaar al een stuk vlotter gaat. Ons doel is om komende jaren onze methodes voor wereldoriëntatie uit te faseren en helemaal over te gaan op het NKC. We starten voorlopig met twee thema’s per leerjaar, dat worden er uiteindelijk zes.

Voor dit tweede thema hebben we de periode kerst tot de voorjaarsvakantie genomen om alles uit te werken. Dat begon met het clusteren van de doelen. Die lopen uiteen van vakinhoudelijke doelen tot doelen voor kunstzinnige oriëntatie. Binnen de leerteams hebben we het werk verdeeld en zijn we aan de slag gegaan. Sommigen van ons werken samen aan lessen, anderen doen het alleen. Maar alles wat we hebben uitgewerkt, delen we met elkaar. Ook nu we bezig zijn met de uitvoering.


Natuurlijk gaat het nog steeds met vallen en opstaan. Ook blijft het een hartstikke tijdrovende klus om zelf de lessen te ontwikkelen. Maar binnen ons taakbeleid is hier rekening mee gehouden. Op deze manier zullen we er langzaam in meegroeien. En over twee jaar komt dit thema weer terug. Dan hebben we er als het goed is minder werk aan, omdat je veel al hebt voorbereid. Als alle thema’s staan, zit het werk vooral in het onderhouden en verbeteren van de lessen.”

 

Je maakt zelf het onderwijs

“Het mooie van het NKC is dat de leerkracht de baas is. Je maakt zelf het onderwijs. Voor mij is dat een uitlaatklep. Ik geef de lessen met zoveel plezier. Je wordt uitgedaagd om meer manieren te bedenken om kennis zo goed mogelijk over te brengen aan de kinderen. Bij een methode ben je geneigd om gewoon te volgen wat er in het boek beschreven staat. Nu haal ik er zelf veel meer bij. Zo leende ik bijvoorbeeld een geleedpotige van een bevriende bioloog, zodat ik het daar met de kinderen over kon hebben. Ik haalde insecten de klas in en we ontleedden bloemen in de klas. Bij andere collega’s hangt het lokaal vol met door de kinderen geschilderde zonnestelsels. Een andere collega gebruikte het plafond om daar een eigen planetarium aan op te hangen. Zo gebruiken we de lokalen ook steeds meer als didactisch hulpmiddel.

Je kunt de informatie zoveel rijker wegzetten, dat is goud. Onderwerpen gaan meer leven. De kinderen zijn betrokken en nieuwsgierig. Ze stellen veel vragen en zijn zoveel meer geïnteresseerd. En niet alleen de kinderen, ook de leerkrachten. Ik merk aan de foto’s en verhalen hoezeer het leeft door heel de school.”


Kees Bol over de aanpak van armoede op school

Ook al is hij eigenlijk al gepensioneerd, ‘meester Kees’ is nog bijna dagelijks op Het Startblok te vinden. Als vrijwilliger bij het Jeugdeducatiefonds, ambassadeur Jeugdfonds Sport en cultuur én ambassadeur Bliep bekommert hij zich om de kinderen en hun ouders die het financieel moeilijk hebben. Kees Bol vertelt over de mogelijkheden om wat te doen aan armoede, en dat iedere school er eigenlijk een aandachtsfunctionaris voor zou moeten hebben.

Door de redactie



Het Jeugdeducatiefonds is betrokken bij zo’n dertig scholen in de regio Maassluis, Schiedam, Vlaardingen (vijftien scholen in Schiedam), wat betekent dat de scholen een extra potje hebben om uit te geven aan kansenongelijkheid. Een potje dat Kees goed weet in te zetten. “Wat we zien, is dat de laatste jaren veel geld wordt uitgegeven aan armoede, aan de hulp aan kinderen en ouders die het financieel moeilijk hebben.” Op school doet Kees de aanvragen bij het Jeugdfonds Sport en cultuur, en hij zit in de Primo-werkgroep Armoede.

 

Zomerjasje in de winter

We weten uit cijfers dat veel van de leerlingen in onze regio opgroeien in armoede, maar dat dat niet altijd zichtbaar is. En daar ligt ook het probleem. Leerkrachten moeten tools krijgen om armoede te leren signaleren, door te vragen, te kijken en op te letten wat leerlingen wel en niet doen. “Als je bijvoorbeeld ziet dan een kind met versleten schoenen loopt of met een zomerjasje in de winter, dan ga je met de ouders in gesprek en vraag je of je ze kunt helpen.” Daarnaast melden ouders zich steeds vaker uit zichzelf als ze het financieel zwaar hebben. “Bij mij op school gaan mensen zo langzamerhand zelf om hulp vragen, zijn ouders de schaamte voorbij en weten ze dat we kunnen helpen.”

Wat een leerkracht kan doen, is al aan het begin van het schooljaar, in het startgesprek, te bespreken wat het kind nodig heeft om op school te presteren. “Van het kind worden elke dag weer prestaties verwacht. Maar hoe kan dat nou als je op de grond of met zijn vieren in één bed slaapt, slecht eet, geen laptop hebt, of geen plek hebt om huiswerk te maken?” Geef aan dat je als school daarbij kunt helpen. “Want als je daarmee een kind kan helpen en de prestaties gaan omhoog, dan is dat mooi. Ik besef dat we nooit iedereen kunnen helpen, maar we doen wel ons best om zoveel mogelijk kinderen te helpen.”

 

Kansenongelijkheid

Door ouders aan te spreken, bijvoorbeeld te vragen of het goed is dat er voor een jas wordt gezorgd, gaan ze op Het Startblok heel praktisch te werk. Maar er worden ook gratis prentenboeken weggegeven aan alle kleuters in de voorleesweek. “We doen van alles vanuit het Jeugdeducatiefonds. Zo hopen we dat er thuis voorgelezen wordt. Dat valt dan weer onder de kansengelijkheid, dat er thuis dingen gebeuren die het onderwijs ondersteunen.”

Als je het hebt over kansenongelijkheid, toont onderzoek aan dat het niet alleen moet gaan over rekenen en taal, maar ook over naar buiten gaan. Dingen doen. “Daar moeten we met zijn allen naar kijken. En je hoeft niet altijd ver weg. Naar de dierentuin, museum, het bos, Hoek van Holland. We hebben kinderen die nooit naar Hoek van Holland gaan, dat kan je je niet voorstellen.” Daarvoor hoopt Kees op een samenwerking met Buzz010: “Zij gaan naar Hoek van Holland. Doen allemaal uitstapjes rondom Rotterdam. Het zou mooi zijn als we dit jaar daaraan mee zouden kunnen doen.”

 

Er zijn veel potjes

Er is sowieso heel veel. Als je naar de site sam& (www.samenvoorallekinderen.nl) gaat, vind je daar van alles, van Linda de Mol tot Stichting Leergeld, tot cadeautjes voor verjaardagen. Of op www.blieppas.nl, waarop ook alles staat wat beschikbaar is voor kinderen die in armoede leven. Kees: “Maar je komt altijd weer uit bij aanvragen. Er is dus van alles, maar je moet het weten te vinden en is het is soms niet zo makkelijk te verkrijgen. Het is vreselijk in dit land, dat je dit als ouders zou moeten aanvragen, want dat doet wel wat met je eigenwaarde.”


Vandaar dat Kees veel via het Jeugdeducatiefonds regelt: “Want daar krijg je als school een potje (van het eerste jaar 10.000 euro, daarna 13.000 euro) waarmee je kan doen wat er nodig is. Voor een kind met een kapotte bril bijvoorbeeld, dan duurt het soms drie, vier weken voordat ouders het laten maken, want het kost geld. Dan stuur ik dat kind gewoon naar de brillenwinkel hier om de hoek, en dan krijgen wij de rekening. Dan kan het kind direct de lessen goed volgen en is het tenminste opgelost. Maar ook de bus voor de werkweek wordt uit het potje betaald.”

 

‘Vragen om bijstand doet wat met je eigenwaarde. En dat is vreselijk’

 

Aandachtsfunctionaris

“Eigenlijk moet iedere school iemand hebben die alles regelt en beheert, op de hoogte blijft. Een soort armoedecoördinator, de aandachtsfunctionaris armoede.” Iemand die weet waar je wat kan regelen dus. En wat heel hard nodig is, is dat alle partijen die iets te bieden hebben gaan samenwerken. Dat duidelijk is waar je terechtkunt. “We zijn allemaal hartstikke vrijgevig, daar ligt het niet aan, maar waar je het moet aanvragen is vaak niet duidelijk, en je weet niet of je het krijgt.”

Maar, zo gaat Kees verder, “Daar heb je dus wel iemand voor nodig die zo gek is om dat te doen. Op alle scholen is het druk, kampen ze met personeelstekorten, dus het moet je nauw aan het hart liggen om iets te doen naast je gewone werk. Het zou mooi zijn als we daarvoor vrijwilligers zouden kunnen vinden. Dat zijn we met het Fonds Schiedam Vlaardingen aan het onderzoeken.”

 

 

‘Iedere school heeft een armoedecoördinator nodig’

 

Voorlichting

Daarnaast denkt Kees Bol erover na hoe armoede meer onder de aandacht gebracht kan worden binnen de schoolteams. Door leerkrachten voor te lichten, met een filmpje bijvoorbeeld. Of door iemand scholen te laten bezoeken die kan vertellen over het signaleren van armoede, en over de voorzieningen die er zijn. Hoe kom je aan een laptop of een fiets als je het geld er niet voor hebt?

Maar ook door ouders te laten weten dat ze kunnen, mogen en durven vragen. Daar ziet Kees een taak weggelegd voor de ouderkamer: vertel ouders wat er allemaal kan, verwijs ouders naar de website waar ze dingen kunnen aanvragen. “En je hebt dus iemand nodig op school die bereikbaar, zichtbaar is, en waar mensen naartoe kunnen met hun vragen. Het mooiste zou zijn als dat iemand is die werkt op die school, die regelmatig zichtbaar is, en af en toe in de ouderkamer gaat zitten.”


Samen zorgen voor veel taalkennis

Monique van de Minkelis is leerkracht op De Violier. Ze is gevraagd om de Netwerkkring Taalcoördinatoren te organiseren. Binnen deze, zoals ze het zelf noemt, Taalwerkgroep wordt kennis verzameld voor heel Stichting Primo. Monique zit de vergaderingen voor. Zij verzamelt informatie – de net geïntroduceerde Taalonderwijsscan komt zeker ter tafel – en houdt zo de boel op gang.

Door de redactie



Monique vertelt: “Alle leerkrachten die naar die vergadering toe komen, hebben affiniteit met taal en/of lezen. Alle scholen binnen Stichting Primo zijn vertegenwoordigd. Binnen onze bijeenkomsten zullen we elkaar informeren en discussiëren we over wat er belangrijk is in ons taalonderwijs. Dit kunnen we weer meenemen naar onze eigen scholen en ons eigen team. Dus het is een wisselwerking van kennis inbrengen in de groep en weer terug naar de scholen. Zodat het onderwijs naar de kinderen goed op orde komt en blijft. Dat is het doel van de Taalwerkgroep.”

 

Taalvisie

De Taalwerkgroep gaat gezamenlijke interesses inventariseren. Maar eerst wordt bekeken wat de visie is op taalonderwijs binnen de stichting om daar een gemeenschappelijke visie van te maken. De visie op taal van Primo, die elke school dan weer specifieker kan maken. “We onderzoeken binnen de Taalwerkgroep of we op dezelfde manier naar taal kijken. En dat schept duidelijkheid. Het kan ook zijn dat we samen op onderzoek uitgaan, een cursus volgen of (elkaars) scholen bezoeken en elkaar bevragen. Zo hopen we elkaar sterker te maken in ons taal- en leesonderwijs.”

 

Inspirerende samenwerking

Het is goed dat Primo aandacht heeft voor taalonderwijs. In alle artikelen en onderzoeken valt immers te lezen dat taal en lezen achteruitgaan, en dat het taalonderwijs aandacht nodig heeft. “Als je met zijn allen taal belangrijk vindt, dan is het ook fijn dat er mensen zijn die zich daarmee bezig willen houden. Het is prettig dat we daar de gelegenheid voor krijgen en dat het initiatief genomen is, zo kunnen we elkaar scherp houden. Ik vind dat wel heel inspirerend dat we dat kunnen doen met elkaar.”

 

Taalonderwijsscan als nieuw instrument

Daarnaast is de Taalonderwijsscan onlangs geïntroduceerd. Monique is enthousiast: “De makers hebben gekeken hoe leerkrachten meer kennis kunnen krijgen in de klas, en daarvoor hebben ze met leesspecialisten, logopedisten, NT2-leerkrachten en taalspecialisten om de tafel gezeten. Via een vragenlijst kun je achter eventuele blinde vlekken komen in je onderwijs, maar het kan ook een startpunt zijn van het onder de loep nemen van je taalbeleid binnen de school. Er komen praktische tips, kwaliteitskaarten en wetenschappelijke artikelen naar voren die je dan kunt gebruiken.”


De lancering van de Taalonderwijsscan heeft op 8 februari plaatsgevonden, en verschillende mensen vanuit Stichting Primo waren erbij. “De taalscan komt ook terug in ons Taalwerkgroep-overleg. De taalscan kan heel helpend zijn om te bepalen wat we zien binnen ons onderwijs. Of wij nog de goede dingen doen, of dat we in de praktijk dingen aan zouden kunnen passen. Hebben we voor dit onderwerp meer kennis nodig? Zo kun je kijken hoe je er zelf voor staat en hoe je collega ervoor staat. Een heel leuk instrument om met elkaar te kijken naar en te praten over je onderwijs. Je vindt er onderwerpen in als meertaligheid, taalontwikkeling, logopedie en leesbegrip, waarbij je als leerkracht of onderwijsprofessional naar het hele scala kunt kijken of specifiek naar één bepaald onderdeel. Heel praktisch en laagdrempelig dus. Niet alleen op de scholen, het komt ook zeker terug bij de Taalwerkgroep.”

 

 

‘De taalwerkgroep is een mooie motor van doorpakken van dingen en eventueel veranderingen doorvoeren’

 

Kennis

Zowel de Taalwerkgroep als de Taalonderwijsscan zijn mooie initiatieven waarbij het vooral gaat om kennis vergaren, delen en uitwisselen. “Het gaat erom dat iedereen in de klassen de goede dingen met de kinderen doet. Met elkaar, vooral in zo’n Taalwerkgroep, kun je dingen opzetten of elkaar bevragen en van elkaar kan leren. Die Taalwerkgroep is een mooie motor van doorpakken van dingen en eventueel veranderingen doorvoeren als dat nodig is, en de Taalonderwijsscan helpt daarbij. Omdat de Taalonderwijsscan een instrument is waarin het fijn is om de nieuwste inzichten in te zetten, dus we zullen als Taalwerkgroep ook daar de input voor geven.”

 

Taalonderwijsscan
Met de scan – gratis beschikbaar op www.taalonderwijsscan.nl – kunnen leerkrachten, pedagogisch medewerkers en taalspecialisten aan de slag om hun kennis en vaardigheden met betrekking tot het taalprogramma door te lichten en eventuele blinde vlekken te herkennen en te verbeteren. De uitkomsten van de scan kunnen een begin- en uitgangspunt zijn voor het taalbeleid op scholen en de voor- en vroegschoolse educatie. De scan is samengesteld op basis van wetenschappelijke inzichten, good practices en de kennis en ervaring van zowel specialisten als professionals.