Ouders, laat van je horen!

Robert Boogaard kan het iedere ouder aanraden: meedenken in de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad. Als ouder met twee kinderen op Het Windas en voorzitter van de MR en de GMR, weet hij wat het oplevert als je gebruik maakt van je recht op inspraak in het onderwijs. Het is niet alleen interessant om als ouder het complete plaatje te leren kennen, maar je helpt het Primo-bestuur ook echt om het beleid te versterken door mee te denken, kritische vragen te stellen en mee te beslissen. Hij hoopt anderen te inspireren, zodat er nog meer ouders aanschuiven bij de medezeggenschapsraden. “Het ouderperspectief is veel waardevoller dan ouders doorgaans zelf denken.”

door de redactie



Als coördinerend adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid houdt Robert zich beroepsmatig bezig met de bescherming van de nationale veiligheid. Een heel andere sector dan het onderwijs, zou je zeggen. Toch sluit zijn rol als voorzitter van de GMR naar zijn mening goed aan bij zijn dagelijkse werk.

Robert: “In essentie zijn er veel overeenkomsten: het meepraten en meebeslissen, het vergaderen, het leiden van de vergadering… al is de inhoud natuurlijk totaal anders. In mijn werk heb ik te maken met het voorkomen van zaken die de nationale veiligheid kunnen raken. Veiligheid heeft daarbij in de beleving van mensen doorgaans een negatieve waarde, je waardeert het pas als het er niet meer is. Het onderwijs heeft daarentegen een positieve waarde. Door het creëren van de juiste omstandigheden kunnen kinderen zich ontwikkelen en het beste uit zichzelf halen. Het is mooi om aan deze inspirerende sector bij te kunnen dragen. Ik kan het iedereen aanbevelen!”

Denk mee en beslis mee

In de Wet Medezeggenschap op scholen (WMS) is vastgelegd dat ouders en medewerkers invloed moeten kunnen hebben op het beleid van scholen en het schoolbestuur. Alle Primo-scholen hebben daarom een medezeggenschapsraad (MR), die meedenkt en meebeslist over het beleid van de school. Daarnaast is er een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) die kijkt naar hoe het overkoepelende beleid wordt vormgegeven. In die raad gaat het dus over beleid dat invloed heeft op alle Primo-scholen.

Robert: “Daardoor zie je als GMR-lid het hele onderwijsplaatje. Je ontdekt hoe er leiding wordt gegeven, krijgt inzicht in de financiën, de leerlingaantallen, welke afwegingen moeten worden gemaakt, wat succesvol is en werkt, maar ook welke risico’s er zijn. Daardoor snap je beter wat er op de scholen gebeurt en wat dat betekent voor je eigen kinderen en die van anderen.

Zo praten we in de GMR bijvoorbeeld mee over het formatieplan. Daarin wordt onder andere uitgelegd hoeveel formatieplekken voor leerkrachten en ondersteuners er zijn en hoe wordt omgegaan met zij-instromers.

Ik vind het interessant om de verbinding te kunnen leggen tussen de verhalen waarmee mijn kinderen uit school komen en het beleid dat daarachter zit. Maar ook om te weten wat gemaakte keuzes betekenen voor de kinderen van de buren, of voor de vriendjes die komen spelen. Er komt zoveel bij kijken! Onderwijs is veel meer dan een juf die een toets afneemt. Er zit een fascinerende wereld achter. Die kennis over het basisonderwijs haal je niet uit de krant.

Dat geldt ook voor de rol van leerkrachten. Ik zie in de vergaderingen hoe enthousiast en bevlogen zij met hun werk bezig zijn. Wat ze blij maakt, maar ook wat ze frustreert. Eigenlijk precies zoals ik dat ook bij mijn collega’s zie. Omdat ik vanuit de GMR meer context meekrijg, zijn we volwaardige gesprekspartners. Dat is heel anders dan tijdens een oudergesprek op school, dan blijft het toch bij een gesprek over cijfers en leeftijdsontwikkeling.”

Ouders als belangrijke stakeholders

Meedoen binnen de GMR is niet alleen interessant voor jezelf, je bent ook een belangrijke stakeholder voor het bestuur. Je bent als vertegenwoordiger van ouders en medewerkers onderdeel van de beleidsvorming en kunt de organisatie veel brengen door jouw expertise en ouderperspectief in te zetten.

Robert: “De directeur-bestuurder van Primo wil dat we als GMR actief meesturen en meebeslissen. Dat doen we door veel uit te vragen en kritisch te zijn als dat nodig is. Van die kritische vragen wordt een beleidsstuk alleen maar beter. En kan het bestuur ons als GMR overtuigen, dan mag het ervan uitgaan dat er meer draagvlak zal zijn.

Daarnaast help je als ouder in de GMR om twee werelden dichter bij elkaar te brengen. Als ouder sta je op het schoolplein tussen andere ouders, waardoor je signalen opvangt die de mensen op het bestuurskantoor niet snel te horen krijgen. Je hebt een voorlichtende rol én kunt makkelijker toetsen hoe andere ouders tegen een idee of besluit aankijken. Daarmee haal je actief belangrijke informatie op.”


Twee werelden verbinden

Die informatie kan meteen praktisch worden omgeslagen. Denk dan bijvoorbeeld aan hoe je als bestuur of school ouders het beste kunt informeren. Robert weet uit eigen ervaring dat er door de toon van een bericht snel misverstanden kunnen ontstaan.

Robert: “Scholen of leerkrachten communiceren nog te vaak vanuit de lerarenblik of met veel vakjargon. Ze gebruiken dan klinische begrippen als ‘sociale veiligheid’, ‘ingrijpen’, ‘problemen in gedragsontwikkeling’. Ik vind dat niet gek, want dat zijn de woorden die zij als professionals onderling gebruiken. Ik kan met mijn collega’s ook vrij nonchalant praten over zaken die de nationale veiligheid betreffen, waar je als buitenstaander waarschijnlijk enorm van zou schrikken, alleen al omdat je de context mist.

Als ouder sta je uiteraard emotioneler tegenover het onderwijs dan een leerkracht. Het gaat tenslotte over je kinderen. Als je dan een bericht in lerarentaal leest, denk je: wat is hier aan de hand?! Het is goed om daar als school rekening mee te houden. Wij hebben als MR van Het Windas daarom aangeboden om brieven tegen te lezen. Op die manier kun je helpen om beter in te schatten hoe een boodschap landt bij ouders. Daar lijken voor scholen nog veel kansen te liggen.”

Laat die kans niet liggen

Juist omdat het ouderperspectief zo waardevol is voor Primo, vindt Robert vindt het jammer dat er maar weinig ouders zijn die gebruikmaken van hun recht om mee te praten. Hij merkt dat mensen een drempel ervaren om lid te worden van de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad.

Robert: “Mensen denken dat je er veel kennis voor nodig hebt of dat het veel tijd kost. Natuurlijk helpt het als je affiniteit hebt met het onderwerp en het interessant vindt om mee te denken. Maar het is echt niet zo dat je alles al moet weten. Sterker nog, het is vaak juist prettig dat je die kennis niet hebt. Je kunt daardoor meer out of the box denken. De tijdsinvestering is echt niet heel groot, met gemiddeld twee uur per maand kom je een heel eind. We hebben vier keer per jaar een algemene vergadering en daarnaast zijn er een aantal themaraden (onderwijs en kwaliteit, personeel en arbeid, huisvesting en financiën), waarmee je de diepte ingaat.

Gezond verstand, enthousiasme en interesse zijn het belangrijkste, de kennis volgt vanzelf. Je krijgt vooraf goede informatie. Stukken komen doorgaans op tijd, zodat je je goed kunt voorbereiden. En als je vragen hebt, dan zijn er genoeg mensen in de raad die het je helder kunnen uitleggen. Het zijn immers grotendeels leraren, zaken uitleggen is hun vak en ze zijn er vrijwel allemaal heel goed in.”

Robert hoopt dan ook dat veel meer mensen over de drempel heen willen stappen. “Als je niet meepraat, weet je ook niet wat je mist. Ouders – maar ook medewerkers – weten niet welke kansen ze laten liggen.”

Meer weten?
Kijk voor meer informatie over medezeggenschap op www.primoschiedam.nl/onze-organisatie/gmr/. Of stuur je vraag naar n.capel@primoschiedam.nl.


Gorilla’s, kinderen en de startersgroep

Ben jij benieuwd naar wat deze drie zaken met elkaar te maken hebben? Dan stellen we je graag voor aan Sandra van Bruggen. Een kersverse Primo-collega die sinds dit jaar met veel passie lesgeeft aan leerlingen van De Poldervaart.

door de redactie



Sandra van Bruggen, 46 jaar, is sinds oktober van dit schooljaar leerkracht in groep 3-4 van MDO De Poldervaart. Hoewel ze pas een paar maanden voor de groep staat, kunnen we haar geen starter noemen: het is al ruim 20 jaar geleden dat ze haar pabo-diploma haalde. Sandra besloot toentertijd om niet voor de klas te gaan staan, omdat ze een unieke kans kreeg om te gaan werken met een heel andere groep, namelijk de gorilla’s in Diergaarde Blijdorp.

“Ik werkte al in de dierentuin en in de periode dat ik mijn pabo-diploma haalde, kreeg ik een aansturende functie bij de apen aangeboden. Een ontzettend interessante baan die ik niet wilde laten schieten. Toch ben ik altijd met één voet in het lesgeven blijven staan. In de dierentuin was ik veel betrokken bij educatie. Daarnaast had ik een eigen bedrijfje, waarmee ik als coach de verbinding legde tussen menselijk gedrag en dierlijk gedrag. Dieren en mensen hebben meer gemeen dan je denkt en daar kunnen we veel van leren.

Na twintig jaar met veel plezier in de dierentuin te hebben gewerkt, merkte ik dat het tijd werd om verder te kijken. Ik zat er al lang mee in mijn hoofd, maar toen Bokito (gorillaman, leider van de groep, red.) overleed en de gorillagroep daardoor uit elkaar viel, werd het voor mij makkelijker om de stap naar het onderwijs te zetten. Door het lerarentekort kon ik die overstap ook nog snel maken.”

Tijd voor het onderwijs

Zo geschiedde: vlak na de start van het schooljaar begon Sandra op De Poldervaart, een school voor speciaal onderwijs. Leerlingen krijgen er specialistische begeleiding vanwege gedragsproblemen of trauma. Het is daardoor een vorm van onderwijs die uitstekend aansluit op haar passie voor gedrag.

“Mijn groep bestaat uit acht kinderen, maar die tellen soms voor 88. Deze kinderen komen niet goed tot leren, omdat hun gedrag ze in de weg zit. Voordat we kunnen starten met schoolse vaardigheden, moeten we eerst aan de slag met sociale vaardigheden. Denk daarbij aan dingen als kinderen leren dat elkaar slaan echt niet mag. Nu we een paar maanden verder zijn, kom ik pas aan het eerste leren rekenen en lezen toe.

Misschien ben je hier op school wel meer sociaal werker dan leerkracht. Maar dat past bij mij. Juist vanwege mijn achtergrond in de dierentuin heb ik een ontzettende passie voor gedrag. Waarom doet dit kind zo? Wat lukt er niet? Hoe een kind tot leren komt, is een puzzel die je moet oplossen. Als het lukt om dat te ontcijferen… dat is voor mij genieten!”

Startersgroep voor al je vragen

Hoewel Sandra niet nieuw is in het onderwijs, is het ook weer niet zo dat zij na twintig jaar alles weer oppakt alsof ze nooit weg is geweest.

“Toen ik wegging, schreven we nog op een krijtbord. Sommige methodes ken ik nog wel, maar andere moet ik nog onder de knie krijgen. Voor elke les heb ik dus een extra goede voorbereiding nodig, daarvoor ga ik vaak bij mijn collega’s te rade. Ik leer nog continu bij. Het is fijn dat daar vanuit de directie ook rekening mee is gehouden. Ik sta bijvoorbeeld niet alleen voor de klas, dat doe ik samen met een collega. Daarnaast heb ik een coach die soms ook komt kijken bij een les, waarna we bespreken wat er anders of beter kan.”


Zelfs met die goede begeleiding op school, blijft er nog genoeg over om als nieuwe collega te ontdekken en uit te vogelen. En zoals Sandra zegt: “daarvoor wil je niet continu je hardwerkende collega’s lastigvallen”. Daarom heeft Primo Schiedam een startersgroep voor nieuwe collega’s opgezet. Met regelmaat komen zij bij elkaar om kennis te maken met elkaar, ervaringen uit te wisselen en meer te weten te komen over allerlei praktische zaken waar je als leerkracht mee te maken krijgt.

“Binnen de startersgroep ben ik een beetje een vreemde eend in de bijt. De meeste collega’s in de startersgroep komen net van de pabo, een enkeling is zij-instromer. Omdat ik ouder ben – ik ben verreweg de oudste in de groep – ben ik niet bang om collega’s veel te vragen. Maar twintig jaar geleden was dat wel anders. Zeker als je dan een collega hebt die net even iets te fel zegt: ‘nu even niet’.”

Leren van en met elkaar

“Ik zie de startersgroep als een netwerk waarop ik terug kan vallen als ik vragen heb. Het is fijn dat daar vanuit de directie tijd voor  wordt vrijgemaakt. Ik werk vijf dagen en op al die dagen ga ik pas ver na werktijd naar huis. Sommige dingen wil je wel verder uitzoeken, maar daar kom je op een gewone werkdag niet aan toe. Daarom vond ik het fijn dat we tijdens een van de bijeenkomsten van de startersgroep een uitleg gekregen over de HR Today-app. Over waar je alles kunt vinden, hoe je declaraties kunt indienen, en dat soort dingen. Zo zou ik ook wel meer willen weten over Gynzy. Daar doe ik nu mijn dagstart mee, maar volgens mij is er zoveel meer mogelijk.

Tijdens een andere bijeenkomst hebben we oudergesprekken geoefend. Meer ervaren collega’s speelden dan een bepaald type ouders en wij moesten dan bijvoorbeeld een slechtnieuwsgesprek voeren. Het is leuk om daar met elkaar over te praten, ervaringen uit te wisselen en met elkaar te oefenen.”

De leerkrachten uit de startersgroep gaan ook bij elkaar op bezoek: “Ik ben bij een van de starters op De Taaltuin gaan kijken. Zij is daarna bij mij op De Poldervaart geweest. Het was leuk om een collega op deze manier beter te leren kennen. Het was wel lastig om veel ideeën uit te wisselen, omdat er tussen het regulier onderwijs en speciaal onderwijs een wereld van verschil ligt. Neem alleen al de groepsgrootte: zij staat voor een groep van 27 leerlingen, ik voor een groep van 8.

Toch is het goed om op deze manier te ontdekken welke scholen allemaal bij Primo horen en onderdeel uitmaken van hetzelfde systeem. Ik was ook echt onder de indruk van de inrichting van het schoolgebouw. De manier waarop ze op De Taaltuin de leeshoeken en het theater hebben ingericht, heb ik als inspiratie meegenomen naar De Poldervaart.”

Niet jobhoppen, maar verdiepen

Via de startersgroep maakt Sandra kennis met veel verschillende Primo-scholen, maar ze denkt er niet aan om over te stappen. “Mijn passie is speciaal onderwijs, mijn toekomst ligt hier op De Poldervaart. Mijn ambitie is nu vooral om een steeds betere leerkracht te worden en mij verder te specialiseren in de doelgroep. Ik wil niet jobhoppen, ik wil mij verdiepen.”


Meer dynamiek houdt kinderen beter bij de les

Maandagochtend, 09.25 uur: kinderen uit groep 4 van De Taaltuin rennen druk op en neer over het natuurlijke speelterrein van de school. Ze zijn op zoek naar woorden met -eeuw, -ieuw of -uw. Kim Akkermans, vakleerkracht bewegingsonderwijs, helpt ze met het vinden van de woorden, zodat ze het juiste woord kunnen doorgeven aan hun maatje die het woord dan moet opschrijven. Een mooi voorproefje van de dynamische schooldag waar we vandaag met Kim over in gesprek gaan. Want we horen wel steeds vaker dat zo’n dynamische schooldag goed is voor de ontwikkeling van kinderen, maar hoe breng je die dynamiek de school in? Wat heb je nodig om de dynamische schooldag tot een succes te maken? En wat vraagt dat van de leerkracht?

door de redactie



De laatste jaren is er meer aandacht voor de dynamische schooldag. Als er iemand is die graag meehelpt aan het vergroten van de bekendheid ervan, dan is dat Kim. Zij is al 19 jaar een razend enthousiaste vakleerkracht bewegingsonderwijs. Ze werkte onder andere op De Troubadour (nu Loep) en De Vlinder, en na een tussenstop in Rotterdam is ze terug in Schiedam als vakleerkracht op basisschool De Taaltuin. In eerste instantie omdat ze graag dichter bij huis wilde werken, maar vooral het feit dat De Taaltuin openstond voor de dynamische schooldag trok haar over de streep.

Kim: “Sinds januari 2023 volg ik de opleiding Coördinator Dynamische Schooldag. Gymles geven vind ik nog steeds superleuk, maar ik was ook op zoek naar nieuwe uitdagingen. Via de opleiding Motorische Remedial Teaching (MRT) kwam ik zo’n 15 jaar geleden in contact met Wim van Gelder. De laatste jaren is hij een van de grondleggers van de dynamische schooldag in Nederland. Ik heb brede interesses en sta altijd open voor innovaties, dus ik was op mijn vorige school al veel bezig met het creëren van een dynamische schooldag. In januari 2023 startte de opleiding tot Coördinator Dynamische Schooldag in Rotterdam, dus daar heb ik mij meteen voor ingeschreven.”

Sinds dit schooljaar kan Kim op De Taaltuin het geleerde direct in de praktijk brengen. Dat doet ze niet alleen door – net als vandaag – met de kinderen aan de slag te gaan. Ze begeleidt ook het team van De Taaltuin bij het stapsgewijs dynamischer maken van de lessen en schoolomgeving. Daarnaast zet Kim zich graag in om nog meer collega’s binnen Primo enthousiast te maken, te beginnen via dit artikel.

 

Tijd voor een dynamische schooldag

Onderzoek wijst uit dat kinderen twee derde van de schooldag zittend in de klas doorbrengen. Ook thuis wordt er steeds meer stilgezeten. Slechts 56% van de kinderen haalt de beweegrichtlijn van 60 minuten bewegen per dag, terwijl genoeg beweging onmisbaar is voor een goede ontwikkeling. Niet alleen omdat ze dan lekkerder in hun vel zitten; ook schoolresultaten verbeteren bij goede afwisseling van beweeg- en leertijd. Na 10-20 minuten matig intensief bewegen, of 5 minuten intensief bewegen, kun je bijvoorbeeld twee uur lang beter informatie opslaan (bron: VUmc). Lang stilzitten laat de concentratie alleen maar laat afnemen. Des te meer reden om beweging meer te integreren in de schooldag. Welke rol kan de dynamische schooldag daarin spelen?

“Een dynamische schooldag is een schooldag waarbij zittend leren en bewegen regelmatig worden afgewisseld, zodat kinderen naast cognitieve inspanning ook voldoende beweging, ontspanning, fysieke inspanning en sociale momenten hebben,” legt Kim uit. “Op een harmonische manier is er afwisseling tussen fysieke inspanning en ontspanning, cognitieve inspanning en ontspanning, sociaal-emotionele inspanning en ontspanning, reuring en rust, binnen en buiten.”

Die afwisseling heeft veel voordelen: zo is het onder andere goed voor de groepsdynamiek, de motivatie neemt toe, kinderen bewegen meer waardoor ze fysiek fitter zijn, het verbetert de executieve functies, en na het bewegen hebben de kinderen weer meer concentratie om met het volgende door te gaan. “Je merkt dat kinderen behoefte hebben aan meer beweging, daarnaast vinden ze het ook gewoon heel leuk.”

 

Beweging als middel

De dynamische schooldag houdt in dat er onder schooltijd meer wordt bewogen en minder gezeten. Maar het is een misverstand dat de dynamische schooldag hetzelfde is als ‘bewegend leren’. Om dit te illustreren, gebruikt Kim het schema uit figuur 1. Daarin zie je de tien mogelijkheden om de schooldag dynamischer in te richten. Vier mogelijkheden hebben direct te maken met bewegen. Slechts één aspect daarvan valt onder de noemer ‘bewegend leren’ en dat is ‘bewegen om te leren’. Er zijn dus heel veel andere manieren waarop je de schooldag ook dynamischer kan maken.

 

Bewegen tussen leren

Bij bewegen ‘tussen’ leren heeft bewegen het doel om een dynamisch of ontspannend moment te creëren tussen statische (zittende) lessen, bijvoorbeeld met energizers, (buitenspeel)pauzes of gymlessen. Het is een actieve interval tussen twee passieve (zittende) lessen, waarna kinderen meer aandacht hebben voor hun volgende taak.

Bewegen tijdens leren

Bij bewegen ‘tijdens’ leren heeft bewegen het doel om de aandacht langer vast te kunnen houden dan wanneer de kinderen alleen zouden zitten. Het is een combinatie van bewegen en leren, waarbij de beweging het denken niet in de weg staat en waarbij er geen relatie is tussen de beweging en het leren (leerdoel). Denk hierbij aan variaties van actief zitten (deskbikes, zitballen), staand werken (statafel), staand of wandelend overleggen, joggend op de plaats sommetjes maken, opdrachtspellen en opdrachtestafettes.

Bewegen om te leren

Bij bewegen ‘om’ te leren heeft bewegen het doel om de aandacht langer vast te kunnen houden en daarnaast het cognitief leren door middel van de activiteit te versterken. Het is een combinatie tussen bewegen en leren, waarbij het bewegen het leren ondersteunt of versterkt. De zintuigen worden zoveel mogelijk betrokken bij het leerproces. Dit wordt ook wel ‘embodied learning’ genoemd. Denk aan het automatiseren van tafels op ritme, opdrachten met metriek stelsel die bewegend worden uitgevoerd, letters schrijven op de rug van een ander, met opdrachten lopen over een topografische kaart. Het is hierbij belangrijk om de beweging simpel te houden, om te voorkomen dat de motorische uitvoering te veel vraagt van het werkgeheugen. Daar moet tenslotte ook de cognitieve verwerking plaatsvinden.

 

Beter leren bewegen

Soms is bewegen geen middel, maar een doel op zich. Bijvoorbeeld wanneer we kinderen beter willen leren bewegen in het bewegingsonderwijs, of als we werken aan hun handschriftontwikkeling (de grote en kleine motoriek). Ook dat is een onderdeel van de dynamische schooldag.


Mogelijkheden genoeg!

Behalve de aandacht voor bewegen, kunnen allerlei voorzieningen in en rondom de school een belangrijke rol spelen. Neem alleen al het schoolgebouw. Door creatief met ruimtes om te gaan, is er veel dynamiek mogelijk, zeker wanneer je er rekening mee houdt bij het inrichten van die ruimtes.

Kim: “Veel klassen zijn nog ingericht met solide en grote tafels en stoelen, waardoor er zeker in de grotere groepen nauwelijks bewegingsvrijheid is voor de kinderen. Maar dat kan ook anders: de laatste jaren worden er ook lokalen ingericht met mogelijkheden om te staan, laag te zitten, te bewegen op een deskbike, te zitten op zitballen, enzovoorts. En wanneer er bijvoorbeeld op de gang of op leerpleinen gewerkt kan worden, is dat ook een manier om extra ruimte te creëren.

Ook schoolpleinen spelen een sleutelrol in de dynamische schooldag. “Daar wordt het sociale aspect van je groep bepaald! Daarom zouden het plekken moeten zijn voor beweging, spel en ontspanning. Er moet genoeg ruimte zijn, maar ook voldoende speelmogelijkheden en klein materiaal. Kinderen weten vaak uit zichzelf niet welke spellen je allemaal kunt spelen, daar hebben ze nog hulp bij nodig. Daarnaast moet het plein ook didactische ruimte voor buitenlessen bieden. Op veel scholen kan het plein nog veel beter worden benut.

Dat geldt ook voor de schoolomgeving. Denk daarbij om het speelpleintje, het park of sportveld in de buurt. Door daar samen met de kinderen naartoe te gaan, wordt er niet alleen meer ruimte gecreëerd, maar raken kinderen ook geïnspireerd om er na schooltijd meer gebruik van te maken. Behalve spelen, valt er ook veel te leren in en om de wijk.

Tot slot is het schoolrooster heel bepalend voor de afwisseling tussen bewegen en zitten. Die afwisseling zou een belangrijker uitgangspunt moeten zijn bij het maken van het rooster. Denk daarbij aan meerdere korte pauzes op een dag, in plaats van één langere pauze. Of zorg ervoor dat bewegingsonderwijs en andere creatieve vakken meer verspreid over de dag worden gegeven. Nu worden vakken als taal en rekenen nog vaak in de ochtend gegeven. Dat kan ook prima meer verspreid worden.”

 

Betrek de leerkracht

Eén belangrijk ingrediënt hebben we nog niet benoemd: het team van de school. Draagvlak onder collega’s is cruciaal voor het slagen van de dynamische schooldag. De groepsleerkrachten moeten het uiteindelijk gaan doen. Daar hebben zij, behalve ruimte, ook kennis, voorbeelden, (voorbereidings)tijd en materialen voor nodig. “En zo’n beweegmoment maakt het toch een soort van rommelig, dus ook het klassenmanagement moet op orde zijn.”

Kim is blij met het enthousiasme van haar collega’s. “Ik heb mijn directie heel erg mee. Maar ook veel van mijn collega’s, zij staan er echt voor open. Dat is zo belangrijk om er echt iets mee te kunnen! Mijn collega vakleerkracht Patrick had er ook al een start mee gemaakt, dus dat was erg fijn! Door dat enthousiasme is er steeds meer mogelijk.

Om de week heb ik op vrijdag tijd voor de dynamische schooldag. Ik ben begonnen met het aanbieden van spellen tijdens het buitenspelen, zodat kinderen meer ideeën krijgen over wat ze kunnen gaan doen. Ook zijn we van één naar twee pauzes op een dag gegaan. De groepsleerkrachten kunnen dan ook een pauze gebruiken om iets cognitiefs aan te bieden buiten. De laatste tijd doe ik op de vrijdagen meer bewegend leren buiten, om de groepsleerkrachten ideeën te geven die ze dan later zelf kunnen herhalen. Ik overleg dan eerst met de groepsleerkracht waar ze mee bezig zijn met de groep. Een les uit het werkboek verplaatsen naar buiten, kan ook gewoon.

We hebben inmiddels ook al flink wat materialen aangeschaft die we kunnen gebruiken. Tijdlijnen bijvoorbeeld waar je van alles op kunt neerleggen, van belangrijke jaartallen voor geschiedenis tot breuken en spellingsopgaven. Of een levende rekenmachine, waarop de kinderen springend sommen kunt maken. We werken met insteekdobbelstenen waarvoor je allerlei spellen kunt bedenken en met speciale balletjes waarmee de kinderen de tafels kunt oefenen.

Eerder dit schooljaar heb ik een presentatie aan het team gegeven. In die presentatie heb ik verteld wat een dynamische schooldag inhoudt en wat je allemaal zou kunnen doen. Vanuit mijn opleiding heb ik onder het team een enquête afgenomen met vragen over elk aspect van de dynamische schooldag: wat doe je al? Wat wil je graag? Wat vind je belangrijk? Wat heb je daarvoor nodig? Op basis van de resultaten kunnen we verder aan de slag. Op deze manier wordt het team erbij betrokken. In kleine stapjes zijn we op weg naar een steeds dynamischere schooldag! ”

 

Steeds meer scholen doen mee

Hoewel Kim de enige binnen het vakteam bewegingsonderwijs is die de opleiding volgt, is het enthousiasme voor de dynamische schooldag ook onder de andere vakdocenten groot. Kim: “We zijn een actief team dat veel ideeën met elkaar deelt.” Ook op andere Primo-scholen groeit de belangstelling voor alle aspecten van de dynamische schooldag. Als dat ook geldt voor jou, dan heeft Kim alvast wat tips om mee te beginnen.

 

Tips van Kim
Maak een start met meer dynamiek tijdens jouw lessen.

  • Maak een dagplanning waarin passieve (zittende) lessen worden afgewisseld met actieve momenten. Het liefst na maximaal elke 30 minuten een vorm van bewegen (maar elk extra moment is al winst!)
  • De stof staand verwerken is ook al beweging.
  • Kies eens een energizer als leswisseling.
  • Verwerk bepaalde stof uit een werkboek eens bewegend (i.p.v. die opdracht zittend in het werkboek te laten maken). Dit kost nauwelijks extra tijd!
  • Automatiseren is altijd fijn om bewegend te doen.

Wil je meer weten over de dynamische schooldag? Of tips nodig over materialen en/of websites waar veel te vinden is? Stuur dan een e-mail naar k.akkermans@primoschiedam.nl


Alle kinderen hebben het erover

Iedereen die op Het Windas het lokaal van groep 8a binnenstapt, kijkt meteen zijn ogen uit. Aan de hand van het werk van de kinderen, word je meegenomen op een tijdreis langs verschillende culturen en wereldreligies. Er is genoeg te zien om je helemaal onder te dompelen in het thema ‘Verschil moet er zijn’, inmiddels alweer het vierde thema van het Nederlands Kennis Curriculum (NKC) waar Het Windas aan meedoet. Van de kleuters tot en met groep 8, alle kinderen zijn er op hun eigen niveau mee bezig. Sabrina Dröge, leerkracht van groep 8a, vertelt hoe zij daar in haar groep invulling aan geeft.

door de redactie



Voordat Sabrina jullie meeneemt in haar verhaal een korte opfrisser van de gedachte achter het Nederlands Kennis Curriculum (NKC): wetenschappelijk onderzoek wijst keer op keer uit dat een gedegen kennisbasis het fundament is voor een mooie toekomst. Een brede algemene kennis helpt ons de wereld om ons heen te begrijpen en zorgt ervoor dat je mee kunt komen in de maatschappij. Die algemene ontwikkeling is helaas nog vaak afhankelijk van wat kinderen wel of niet vanuit huis meekrijgen, dat zorgt voor ongelijkheid. Het NKC is er daarom op gericht om al vanaf groep 1 op school te bouwen aan die kennisbasis. Stap voor stap. Thema’s komen dakpansgewijs terug in verschillende leerjaren, zo wordt er steeds verder verdiepend en uitbreidend op een thema ingaan. Kinderen kunnen hierdoor beter verbanden leggen en bouwen aan een gelijke en solide kennisbasis.

 

Wijd verspreid

Op Het Windas betekent dit dat de kleuters onder de noemer ‘Gewoon of ongewoon’ starten met het kennismaken met verschillen in cultuur: hoe gaat het bij jou thuis? En hoe gaat het bij een ander? In groep 3/4 gaan de kinderen een stap verder met ‘Iedereen hoort erbij’. In groep 5/6 krijgen kinderen les over verschillende geloven (thema: ‘Uit de bron gebleken’), maar doen dat zonder diep in te gaan op de geschiedenis. Die verdieping maken ze in groep 7/8  met ‘Wijd verspreid’.

Sabrina vertelt over hoe dat in haar groep gaat: “We zijn echt begonnen bij het begin: bij de jagers en verzamelaars, de prehistorie, en hoe het toen met geloof zat. Wat deden die mensen? Hoe is geloof ontstaan in Nederland? Waarom noemen we Nederland eigenlijk een christelijk land? We vieren de christelijke feestdagen, maar waar komt dat vandaan? Zo werken we steeds verder door in de tijd, vanaf het jaar 0 naar de Reformatie en Erasmus en daarna naar de verschillende geloven die er bestaan.”

 

Rode draad

Sabrina is heel enthousiast over het werken met de NKC-thema’s. Dat de hele school met hetzelfde thema bezig is, zorgt voor veel herkenning. Ook broertjes en zusjes hebben het erover aan de keukentafel. Maar het voornaamste is toch wel dat het onderwerp echt gaat leven bij de kinderen.

“De verbinding van theorie aan de praktijk is zo waardevol. De kinderen krijgen eerst uitleg, doen basiskennis op, en gaan er dan zelf mee aan de slag. We bedenken steeds met elkaar: hoe brengen we de informatie over en houden we het interessant? Daarbij dagen we de kinderen uit om de kennis die ze opdoen toe te passen. Bijvoorbeeld in een samenvatting in het kader van het taalonderwijs of in creatieve opdrachten. Doordat de kinderen meer basiskennis hebben vergaard, kunnen ze er ook meer mee. Dus ze lezen niet een stuk tekst om er daarna een vraag over te beantwoorden, maar maken zelf een compleet stripverhaal. Over Philip II, over wat hij heeft gedaan, over hoe het zat met de beeldenstorm… Dat is een andere manier van verwerken in alle mogelijke facetten.”

 

Van theorie naar praktijk

Een goed voorbeeld van hoe Sabrina en haar collega’s de stof tot leven brengen, zijn de bezoeken aan verschillende gebedshuizen. Zo ging de klas naar een mandir (hindoeïstische tempel), een moskee, en naar een katholieke kerk.


“We kwamen erachter dat het vroeger redelijk vanzelfsprekend was dat je als kind weleens een kerk van binnen te zien kreeg, ook al was je niet gelovig. Nu hebben heel veel kinderen dat nog nooit gezien. Toen dachten we: hoe kun je de beeldenstorm uitleggen of de pracht en praal van de katholieke kerk bespreken als een kind die nog nooit van binnen heeft gezien? Toevallig verscheen er precies toen een stuk in het AD over de Liduinabasiliek in het centrum, met een uitleg over de naam en de mededeling dat je de kerk ook kon bezoeken. Dat hebben we gedaan. Het was heel leuk om te zien dat de kinderen ter plekke steeds meer dingen konden koppelen. Van ‘Hee juf, dat was al dat mooie in die kerk wat ze dus kapot gingen maken!’ tot ‘Nu snap ik wel waar ze dat geld voor die aflaten voor gebruikten.’ Ze konden dingen plaatsen.

 

“Doordat de kinderen het gezien hebben in de praktijk, beklijft de theorie beter. Kinderen zijn er veel meer mee bezig.”

 

Je ziet het enthousiasme groeien

Vijf of zes weken lang met één groot thema bezig zijn, levert een heleboel op. Sabrina laat ons zien waar de stripverhalen hangen, kinderen hebben een samenvatting van alle geloven gemaakt op het bord, en er zijn afbeeldingen van gebedshuizen.

“Met alle kennis die de kinderen opdoen, gaan ze in laatste week zelfstandig aan de slag door het maken van een lapbook. Dat is manier van verwerken waarvoor kinderen een soort doe-museumpje maken over het onderwerp. Met een QR-code naar een filmpje, quizjes, envelopjes met informatie, plaatjes, of een rad dat je rond kunt draaien met informatie.

Je ziet gewoon het enthousiasme van de kinderen groeien. Het is heel mooi om te merken dat de kinderen steeds meer dingen gaan koppelen. Ze zien verbanden en kunnen dingen plaatsen. En je merkt dat de kennis bij de kinderen veel beter blijft hangen. Als we nu met de klas een filmpje kijken, herkennen ze wat daar in beeld gebracht wordt. De stof krijgt een rode draad, de kinderen doen heel veel kennis op en vinden het ook nog superinteressant.”

 

Nederlands Kennis Curriculum

Het Windas is een van de Primo-scholen die meedoet aan de pilot van het Nederlands Kennis Curriculum. Uitgangspunt van het NKC is dat een gedegen kennisbasis een van de belangrijkste voorwaarden is voor een goede en kansrijke ontwikkeling van kinderen. Volgens de initiatiefnemers (waar Primo Schiedam er een van is) wordt kennis op dit moment te versnipperd aangeboden in het basisonderwijs. En dat terwijl onderzoek uitwijst dat kennis veel beter beklijft als kinderen verbanden zien. Het doel van het NKC is om die situatie te veranderen. Het geeft leerkrachten het gereedschap om kennisoverdracht op een samenhangende manier aan te pakken. Dus niet meer aan de hand van verschillende methodes, zoals dat nu gebeurt, maar door als team samen de lessen te ontwikkelen.