Het NKC leert kinderen verbanden leggen

Inge van der Werff is intern leesbegeleider en leerkracht van groep 6 op Het Kleurrijk, een van de scholen binnen Primo die meedoen aan de pilot van het Nederlands Kennis Curriculum. Een van de eerste terugkerende NKC-thema’s op Het Kleurrijk is het onderwerp economie, of eigenlijk ‘Nederland in verbinding’. Inge vertelt hoe ze daar bij haar op school invulling aan geven. En hoe ze daar deze tweede keer opnieuw van leren.

door de redactie



“Het grote voordeel van het Nederlands Kennis Curriculum (NKC) is dat je vijf weken lang heel erg diep een thema induikt,” vertelt Inge. “Je besteedt vrijwel elke middag helemaal aan het thema. Door middel van een knutselles of een geschiedenisles. Of je geeft in plaats van de reguliere schrijfles een schrijfopdracht waarbij de kinderen bijvoorbeeld een tekst over de Europese Unie overschrijven.” Op verschillende manieren, op verschillende vakgebieden zijn de kinderen constant bezig met hetzelfde thema en worden de thema’s van het NKC verweven met de andere gebieden. “We merken dat, doordat kinderen er vijf weken lang zo in ondergedompeld worden, je veel meer op het thema in kan gaan. En dat maakt ze heel enthousiast. Ze gaan heel veel herkennen, ze leren de overlap zien en verbanden te leggen tussen alles. Je kunt echt de diepgang op gaan zoeken.”

 

“Je kunt echt de diepgang opzoeken”

 

Kennisvakken

Het thema waar Het Kleurrijk deze periode aan werkt is ‘Nederland in verbinding’. Inge: “Dat begint bij de kleuters met uitleg over wat winkelcentra zijn en hoe inkoop en verkoop in de winkel werkt. Hoe staan die beroepen met elkaar in verbinding? Dus echt handel op kleuterniveau. In groep 5/6, mijn groep, gaat het over hoe Nederland in verbinding staat met andere landen. Bij dit onderwerp komt best wat geschiedenis en aardrijkskunde kijken, terwijl in andere blokken bijvoorbeeld meer biologie zit.”

 

Vijf weken

Zo lag de focus in de groep van Inge de eerste week op de Europese Unie (EU), de Benelux en de samenwerkingen tussen de landen. “En we zijn heel erg bezig met de atlas: de legenda, registers. Wat zijn de voordelen van de EU, zijn er ook nadelen te bedenken? En we hadden het over de Brexit: wat waren de beweegredenen voor Engeland om uit te stappen? Zo heb je hele mooie gesprekken en discussies in de klas.”

De tweede week wordt de brug gemaakt met de economie: wat is een inkomen, wat is economie en wat is welvaart. En daarbij wordt de vergelijking getrokken tussen een arm en een rijk land: dus wat zijn de overeenkomsten en verschillen? “We hadden een tekst over dat de rijkere landen moeten bijspringen om de minder welvarende landen te helpen, zoals Griekenland en Spanje.”


De derde week gaat het vooral over emigratie en immigratie. In week 4 staan de industriële revolutie en kinderarbeid centraal, de voor- en nadelen, en hoe er met het Kinderwetje van Van Houten een einde kwam aan de kinderarbeid.
De laatste week, week 5, is vooral gericht op kunstdoelen. Het verschil tussen 2D en 3D en primaire en secundaire kleuren. “Wij pakken week 4 en 5 een beetje samen in een creatieve activiteit rondom het Kinderwetje van Van Houten. Dat is voor ons een mooie puzzel om de doelen en de onderwerpen met elkaar te integreren. Aan het eind van de vijf weken doen we vaak een afsluiting met de ouders erbij.”

Tweede keer

Het Kleurrijk doet het themablok economie/Nederland in verbinding voor de tweede keer. Thema’s komen met het NKC namelijk om het jaar terug. Dat zou moeten schelen in de tijd die leerkrachten vooraf moeten investeren om lessen te bedenken, maar de thema’s veranderen soms nog. “We dachten de uitwerking van twee jaar geleden erbij te kunnen pakken om meteen van start te kunnen gaan, maar er bleek naar aanleiding van onze feedback in de eerste pilot heel veel te zijn aangepast door het NKC. We hadden vorige keer teruggegeven dat het ontzettend veel was, er zat veel te veel in één week. Hoe de gemeenteraadsverkiezingen werken, hoe de Eerste en Tweede kamer werken én hoe de Europese Unie is opgebouwd. Om alles goed te behandelen in de klas was dat niet te doen. Het gevolg van onze eigen feedback is dat de EU overeind is gebleven en dat de rest naar een ander blok is verplaatst. Daardoor moesten we de lessen die we klaar hadden staan moesten aanpassen.”

Rekenen en spelling

Qua inhoud is Inge erg te spreken over het thematisch werken. Alleen de tijdsinvestering in de voorbereiding en de tijd die het in de klas vraagt, vindt zij lastiger. Een spelling- of rekenles moet nu soms plaatsmaken voor een themales. Rekenen en spelling worden namelijk niet meegenomen in het NKC, en daar moet op school toch ook aandacht aan geschonken worden. Zeker als er straks nóg veel meer thema’s per jaar de revue zullen passeren. Taal is dan weer makkelijker te integreren in de thema’s door de kinderen bijvoorbeeld een verhaal te laten schrijven met inleiding, kern en slot. Wat binnen dit thema dan weer hele mooie verhalen opleverde over de Hanzesteden.


Winnaar NK duatlon op Loep

Suzanne Schotte-Steens is intern begeleider bij Loep. Op 22 oktober werd zij Nederlands kampioen duatlon. Een hele prestatie, zeker als je bedenkt dat ze de voorbereiding doet naast haar werk op Loep en er stevig getraind moet worden om zulke mooie resultaten te bereiken. We gingen met haar in gesprek over hoe ze werk en topsport weet te combineren.

door de redactie



Als kind begon Suzanne bij een atletiekvereniging met hardlopen. Al gauw merkte ze dat alleen lopen niet genoeg was. Ze wilde meer! Toen is ze overgestapt naar triatlon: een duursport waarbij je eerst ongeveer twee kilometer zwemt, daarna 90 kilometer fietst, en er dan nog een halve marathon (21,1 kilometer hardlopen) achteraan doet. Er zijn ook nog andere afstanden in de triatlon, maar Suzanne oefent vooral deze middenafstand.

 

Trainen

Daarvoor moet ze wel flink trainen. In periodes van basistrainingsweken is ze zo’n tien uur per week in touw. Tijdens piektrainingsweken is dat zestien uur. Twee volle werkdagen dus aan trainingsuren. Dat is soms best lastig te plannen naast haar schoolwerk. Maar voor een deel van de training heeft ze een hele goede oplossing: ze gaat altijd met de fiets naar school. En dat levert met werk in Schiedam en een huis in Zuidland maar liefst veertig fietskilometers per dag op. Op die manier is ze lekker in beweging én ontloopt ze de files. Daarmee is ze bijna net zo snel op school als wanneer ze de auto zou pakken. “Je hebt hooguit een lekker band en tegenwind, maar verder kan er niet veel gebeuren.”

 

Uitdagingen

Daarnaast is Suzanne intern begeleider op Loep. De afgelopen vijftien jaar stond ze voor de klas, en de laatste twee jaar daarvan deed ze daarnaast de opleiding tot intern begeleider. De kans om intern begeleider te worden, vond ze een mooie uitdaging. En een goede uitdaging gaat zij niet uit de weg!

Sport en werk combineren vraagt niet alleen behoorlijke discipline, het is vooral een kwestie van goed plannen. “Er is best wel wat mogelijk naast het werken in het onderwijs.” Dat is iets wat Suzanne ook goed aan andere leerkrachten over kan brengen: het optimaal indelen van je werk, zodat je toch tijd overhoudt voor andere dingen. Voor het gezin, hobby’s, en in haar geval topsport. Suzanne: “Doordat je doelen hebt, zowel privé als op het werk, moet je heel goed nadenken over hoe je je tijd effectief indeelt. Ik ben altijd bezig om dingen zo vlot mogelijk te regelen en niets te laten liggen.”

 

Kopgroep

Elke week traint Suzanne alle drie de sporten. Hoewel fietsen haar met de paplepel ingegoten is – haar ouders zijn wielrenners – vindt ze het zwemgedeelte van de triatlon het allerleukst. Daar hoeft ze niet hard voor te trainen: zonder veel inspanning komt ze altijd wel met de kopgroep het water uit. Met name het lopen is het onderdeel waar ze het meest voor moet oefenen.


Nederlands kampioen

Eigenlijk traint Suzanne vooral voor de triatlon, de (cross)duatlon is de wintervariant. Bij de duatlon moeten deelnemers eerst 7,5 kilometer lopen, gevolgd door 17 km fietsen, en dan weer 4 km lopen. Suzanne had eigenlijk niet specifiek toegewerkt naar het NK duatlon. Maar toen haar trainer haar erop wees dat het NK duatlon precies in de herfstvakantie gehouden werd, dacht ze waarom niet? Ik ben lekker uitgerust, dus ik ga het proberen. Zonder enige verwachting. Haar man en kinderen – haar meest trouwe supporters – gingen dan ook niet mee om haar aan te moedigen. Zal je net zien: “En tóén werd ik kampioen.”

 

“Zo, wat gaat de juf doen…?”

 

Speciaal

Het NK duatlon is niet Suzannes eerste kampioensmedaille. De eerste won ze toen ze net begonnen was aan de Pabo. Dit is haar vijfde nationale titel. En ooit was ze Oostenrijks kampioen mountainbiken. Deze vijfde NK-medaille is best speciaal. Ook omdat ze een van de oudere deelnemers was en het trainen tussendoor op een laag pitje gestaan heeft. Omdat ze kinderen kreeg en een nieroperatie moest ondergaan. Dat maakt toch dat het voelt als een kroontje op haar werk als sporter. “Gaaf dat ik nog steeds leuk meedoe!”

 

In de berging

De kinderen van school vinden het superleuk dat ze heeft gewonnen. Zelf is Suzanne niet zo bezig met social media, maar Loep had het op Instagram gezet en daar reageerden de kinderen op. “Toch leuk dat ze dit op die manier kunnen delen.” Suzanne en haar fiets worden zeker opgemerkt: “Kinderen zien dat ik altijd op de fiets kom. Ik heb op school mijn racefiets in het magazijn staan. En als ik de wijk uitrij, zetten ze grote ogen op: zo, wat gaat de juf doen…?”


Schooldirecteur van de toekomst

Sinds het begin van dit schooljaar werkt Jennifer Hoppe-Jaspers op Loep. Daar staat zij op woensdag voor groep 6/7 en om de week een dag voor groep 7/8. Daarnaast doet zij het leertraject voor directeur en ondersteunt zij de directrice van Loep.

door de redactie



Als iemand aan Jennifer vraagt wanneer je kunt starten als directeur, vertelt ze dat dat voor iedereen anders is. “Dat hangt er maar helemaal vanaf wat er op je pad komt, of jij je er dan klaar voor voelt en of je het al wil. En of je er klaar voor bent om fouten te gaan maken.”

Ze vergelijkt het met hoe je als leerkracht begint. Je bent van de Pabo af, maar dan begint het pas echt. In de praktijk ga je pas echt leren, leren van je fouten. Jennifer weet dat ze dat wil en kan, maar ook dat ze soms achteraf zeker weleens zal denken dat ze iets anders had kunnen doen. Zij durft op die manier naar zichzelf te kijken en heeft er alle vertrouwen in.

 

Jij doet ertoe

Voordat ze begon op Loep heeft ze ruim zestien jaar op scholen in Rotterdam gewerkt, waarbij ze de laatste twee jaar meehielp in het directieteam. Ook was zij coach voor startende leerkrachten en studenten. Nu heeft ze dus de stap naar Primo gemaakt en dat bevalt haar uitstekend. “De Primo-leus ‘jij doet ertoe’ merkte ik heel erg. Dat zit in kleine dingen. Een kaartje bij binnenkomst geeft je al fijn gevoel. Maar het kwam ook door de warme ontvangst binnen de groep van directeuren.” Binnen de groep collega’s voelde zij zich ook meteen thuis. “En leuk dat Primo allerlei activiteiten voor medewerkers organiseert. Er is veel extra voor collega’s wat maakt dat je voelt dat je ertoe doet en dat je erbij hoort.”

 

Voor alle kinderen

Waarom Jennifer schoolleider wil worden, vertelt ze graag. “Ik heb steeds voor de klas gestaan, en dat vind ik nog steeds heel erg leuk. Kinderen houden me jong en scherp, en ze hebben vaak veel betere oplossingen dan volwassenen. We zouden de wereld beter kunnen maken als we daar meer naar zouden luisteren. Op het moment dat ik ging coachen bij andere scholen zag ik veel verschillen, het gaat niet op iedere school hetzelfde. En in het begeleiden van starters merkte ik dat als het bij een starter moeizaam ging, dat dat vaak te maken had met de school. Met de sfeer, waardoor iemand zijn problemen niet kon delen. Als directeur zou ik daar een verschil in kunnen maken. En het voor alle kinderen fijn kunnen maken op school via de leerkrachten, door vertrouwen en veiligheid te bieden binnen het team. Want een leerkracht kan beter zijn werk doen als hij zich goed voelt, en duidelijkheid heeft over waar de school naartoe wil.”


Kennismaken

Jennifer heeft het eerste jaar van de opleiding Leidinggeven aan schoolontwikkeling gedaan. Het tweede jaar doet ze in overleg met het Primo-bestuur later, want eerst wil ze gedegen kennismaken met Loep. Ze wil de school goed in kaart brengen, collega’s leren kennen, kinderen leren kennen, én ze moet zich nieuwe methodes eigen maken. Daarnaast maakt ze kennis met andere directeuren in overleggen. Dat kost best wat energie, maar het inspireert ook enorm. Zo wil ze iedereen leren kennen.

 

“Ik heb er heel veel aan om veel te weten van het team. Je hoort wat er leeft, wat mensen fijn vinden, dat geeft vertrouwen en je laat zien dat hun mening ertoe doet.”

 

Persoonlijke verhaal

Samen met het team wil Jennifer bekijken waar collega’s naartoe willen, ook wat de sfeer betreft. Daarom heeft Jennifer met iedereen binnen team kennismakingsgesprekken. Om zo te investeren in het team. “Ik heb er heel veel aan om veel te weten van het team. Je hoort wat er leeft, wat mensen fijn vinden, dat geeft vertrouwen en je laat zien dat hun mening ertoe doet. Ik wil hun persoonlijke verhaal van ze horen, weten wanneer iemand zich fijn voelt op zijn werk, wanneer het goed gaat, maar ook wat maakt dat het soms minder leuk is. En over dingen die vaker terugkomen, kan ik dan nadenken over wat we daaraan kunnen doen.”

 

Leertraject tot directeur

Binnen Primo is het leertraject tot directeur nieuw. Hierbij loop je als leerkracht mee met het directieteam en kijk je mee met het team, in combinatie met het voor de klas staan. Met deze aanpak zet Primo in op eigen kweek van directeuren.


Meester met master

In 2021 spraken we al een keer met Rosan Lingmont. Zij stond voor de klas in groep 3 van De Violier en deed daarnaast de master Onderwijskunde aan de Erasmus Universiteit. Ten tijde van ons interview had ze het erg druk met lesgeven, stagelopen en haar scriptie. Nu, twee jaar verder, vragen we Rosan hoe het gaat.

door de redactie



Inmiddels in Rosan afgestudeerd en heeft ze haar master als onderwijswetenschapper behaald. Zij staat nog steeds drie dagen per week voor de klas, nu in groep 4. Dat vindt ze een van de leukste groepen: “Ze kunnen al lezen en schrijven, dus je kan meteen iets dieper op de stof ingaan en ze zijn wat zelfstandiger. Maar je moet ze nog steeds wel heel veel leren.” En ook al zei ze in het eerdere interview dat je in een kleine klas betere begeleiding en meer aandacht kan geven, Rosan kan het prima bolwerken met deze groep van 24 kinderen. Kleine klassen zijn in deze tijden van krapte dan ook een luxe die scholen zich niet kunnen veroorloven. Gelukkig hebben ze op de Violier nog veel stagiairs en onderwijsondersteuners die kunnen helpen, maar ook dan is de schaarste merkbaar. “Het is jammer dat er soms te weinig mensen zijn. Daardoor moeten de collega’s die normaal de extra ondersteuning bieden, voor de klas staan. Maar als er nood is…”

 

Kwaliteitsgroepje

Naast het voor de klas staan zit Rosan als onderwijskundige in het ‘kwaliteitsgroepje’, zoals ze zichzelf noemen. Dit groepje ondersteunt en adviseert het bestuur van de school bij belangrijke beslissingen. Zo denken ze bijvoorbeeld mee als er een nieuwe methode uitgezocht moet worden, door er literatuur bij te zoeken en mee te kijken naar de voor- en nadelen ervan.

 

Scriptie

Terugkijkend op het vorige interview, toen Rosan nog volop aan het stagelopen was en bezig was met haar scriptie, vragen we naar de uitkomsten van de afstudeerscriptie. Deze zou eerst over ‘nudging’ (dit betekent kleine duwtjes in de goede richting geven, red.) gaan, maar kreeg uit praktische overwegingen toch een ander onderwerp. Er was een wisseling van scriptiebegeleiders en er moest meer onderzoek gedaan worden, waar niet echt tijd voor was. Dus ging het over een andere boeg en onderzocht Rosan in hoeverre leerlingen zichzelf kunnen beoordelen met zelfreflectie. Zoals ze het uitlegt: “Ik heb gekeken of leerlingen kunnen bedenken: ‘Ik leer iets, heb ik het wel goed geleerd, en beheers ik het goed genoeg om de toets te kunnen maken’.” Iets wat je steeds vaker ziet terugkomen in nieuwe methodes waarbij leerlingen smileys mogen tekenen om aan te geven hoe ze gewerkt hebben. Uit literatuurstudie bleek echter kinderen pas vanaf de middelbare-schoolleeftijd echt goed kunnen reflecteren op hun werk. “In het PO vinden kinderen dat nog heel lastig, het kan wel als je het ze leert en veel begeleiding aanbiedt, maar ze zijn in hun ontwikkeling nog niet zover dat ze dat goed zelfstandig zouden kunnen.” De kennis en vaardigheden uit haar scriptieonderzoek neemt Rosan mee in haar verdere loopbaan.


Opknaphuis

Heeft ze nu ze niet meer hoeft te blokken voor haar master een zee van vrije tijd ‘over’? Nee, luidt het antwoord. Stilzitten, dat kan ze niet. Want naast de drie dagen als juf is ze bezig met het klussen in haar renovatiehuis. Iets totaal anders. Een project waar ze zich met veel plezier op gestort heeft, en dat voorlopig nog niet af is. Het wordt allemaal heel erg mooi én Rosan wordt steeds handiger. Maar als er op niet-werkdagen iets is, springt ze in, bij een bezoek aan een andere school bijvoorbeeld.

 

‘Samen met een collega begon ik lessen close-reading te ontwikkelen voor De Violier.’

 

Close-reading

Verder ontwikkelt Rosan lessen voor close-reading. Close-reading is een verdiepende manier om een tekst te lezen, waarbij op drie verschillende manieren (sessies) steeds dieper op de tekst wordt ingegaan. Wat zegt de tekst, hoe wordt het precies gezegd, en wat betekent dat voor mij en voor de wereld? “Omdat er nog heel weinig kant-en-klare lessen zijn bij teksten, zijn wij die gaan maken,” vertelt Rosan. Eerst voor De Violier, en later samen met een collega, in haar vrije tijd, vanuit huis. “Vaak moeten leerkrachten zelf die sessies maken bij teksten en dat is best intensief. Wij kunnen dat heel goed en vinden het leuk om te doen.” De close-readinglessen willen ze nog verder uitwerken en op de markt brengen. Om zo de toch al drukbezette leerkrachten een helpende hand te bieden door hen deze taak uit handen te nemen.

 

Toekomst

Als haar huis af is, wil Rosan meer gaan werken. Op school zelf, buiten de groep. Een dag extra om meer dingen op school te kunnen doen, voor het bestuur. “Echt een dag dat ik me daarop zou kunnen focussen.” Mogelijk in de toekomst bij een bestuur van een scholengemeenschap: “Als iemand die vanuit de praktijk dingen aan kan bevelen.” Misschien dat ze zich ook nog verder wil ontwikkelen als methodeontwikkelaar. Met het ontwikkelen van de lessen close-reading is ze in elk geval al volop bezig met de toekomst. De methode staat, Rosan en haar compagnon bedenken de verwerkingsvormen.